nld
● Verwijder de batterijen uit het elektrische gereedschap, wanneer deze
opgebruikt zijn. Het risico dat er vloeistof uit de batterijen loopt, wordt hierdoor
verminderd.
● Batterijen mogen niet opgeladen, geopend, in het vuur geworpen of kort-
gesloten worden. De batterijen kunnen een brand veroorzaken en barsten. Er
bestaat gevaar voor letsel.
Symboolverklaring
Gevaar met een gemiddelde risicograad, dat bij niet-naleving
WAARSCHUWING
de dood of ernstig (onherstelbaar) letsel tot gevolg kan hebben.
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG Gevaar met een lage risicograad, dat bij niet-naleving matig
(herstelbaar) letsel tot gevolg kan hebben.
LET OP
Materiële schade, geen veiligheidsinstructie! Geen kans op
letsel.
Lees de handleiding vóór de ingebruikname
Milieuvriendelijke verwijdering
CE-conformiteitsmarkering
1. Technische gegevens
Beoogd gebruik
WAARSCHUWING
REMS Explorer is bedoeld voor het bepalen van de positie van een camerakop met
33kHz-zender of het verloop van een leiding.
Elk ander gebruik is oneigenlijk en daarom niet toegestaan.
1.1 Leveringsomvang
Detector, 6 batterijen 1,5 V AA, LR6, handleiding.
1.2 Artikelnummers
REMS Explorer
REMS CamSys 2 Basic-Pack
Camerakabelset S-Color S 30 H
Camerakabelset S-Color S-N 30 H
REMS CleanM
1.3 Werkgebied
Frequentie lokalisatie
Detectiediepte
Werktemperatuurbereik
Opslagtemperatuurbereik
Luchtvochtigheid
1.4 Elektrische gegevens
6 batterijen 1,5 V AA, LR6
Beschermingsgraad
1.5 Afmetingen
REMS Explorer
1.6 Gewicht
REMS Explorer met batterijen
2. Inbedrijfstelling
2.1 Batterijen plaatsen
Open de afdekking (fi g. 1 (1)) door de schroef (2) te draaien. Duw de schuif (fi g.
2 (3)) in de richting van de pijl, om de klep (4) van het batterijvak te openen.
Verwijder de batterijhouder en leg er 6 batterijen 1,5 V, AA, LR6 in. Let hierbij op
de positie van de plus- en minpool. Schuif de batterijhouder in het batterijvak en
let hierbij op de positie van de plus- en minpool (fi g. 2). Duw de klep dicht, tot
deze hoorbaar vastklikt. Sluit de afdekking door de schroef te draaien. Bij het
vervangen van de batterijen dienen altijd alle 6 de batterijen te worden vervangen.
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
Laad batterijen nooit op. Gebruik altijd 6 nieuwe batterijen van hetzelfde type.
Gebruik geen accu's.
2.2 Detector inschakelen
Houd de aan-uitknop (fi g. 1 (5)) ca. 1 s ingedrukt. Op het display (6) is gedurende
ca. 2 s het startscherm met het REMS-logo te zien, daarna verschijnt het
detectiescherm. Tik meermaals op de draaiknop bedrijfswijze (7), tot het picto-
gram bedrijfswijze (8) voor het lokaliseren van de zender verschijnt. Draai het
instelwiel signaalsterkte (9) met de klok mee om het detectiesignaal te versterken,
of tegen de klok in om het signaal te verzwakken. Een ontvangen detectiesig-
naal wordt door de indicator signaalsterkte (10) in het zwart aangegeven. Hoe
meer de indicator zwart wordt ingekleurd, hoe sterker het detectiesignaal is.
Een sleepwijzer (11) blijft telkens kortstondig op de hoogste gemeten signaal-
sterkte staan. De signaalsterkte wordt ook akoestisch aangegeven via 2 luid-
sprekers (waarvan één afneembaar) (12); hoe luider het akoestische signaal
is, des te sterker is het detectiesignaal. De richtingwijzers (13) geven de richting
van de zender resp. het leidingverloop aan.
Pictogram voor de lokalisatie van de zender
33k
20
175312
175300
175307
175308
140119
33 kHz
≤ 2 m
-2 °C – +50 °C (28 °F – +122 °F)
-40 °C – +60 °C (-40 °F – +140 °F)
≤ 80 %
9 V – ---
IP54
690 × 280 × 75 mm (27,2" × 11,0" × 3,0")
2,3 kg (5,1 lb)
3. Bedrijf
3.1 Zender lokaliseren
Breng de camerakop met zender voor lokalisatie in de te inspecteren leiding.
Schuif de camerakop niet verder, zodra de plaats is bereikt die moet worden
gelokaliseerd. Lees en volg de handleiding van de camerakop met zender voor
lokalisatie.
Plaats de detector met de antenne (fi g. 1 (14)) in een rechte hoek ten opzichte
van het te doorzoeken gebied. Stel met het instelwiel signaalsterkte (9) de
indicator signaalsterkte (10) op ongeveer het midden van de zwarte kolom in.
Doorzoek systematisch het gebied waarin de zender wordt vermoed (fi g. 3.1).
Houd het detectiesignaal met het instelwiel signaalsterkte in het midden van
de zwarte kolom. De zender bevindt zich bij het sterkste gemeten detectiesig-
naal (fi g. 3.2). Houd de detector op het hoogste gemeten detectiesignaal vast
en draai hem om zijn eigen as, tot de richtingwijzers (13) zwart gevuld zijn (fi g.
3.3). Verander met het instelwiel signaalsterkte het detectiesignaal zodanig,
dat de zwarte kolom ongeveer op het midden wordt ingesteld. Controleer de
correcte lokalisatie door de detector vanaf de vastgestelde plaats ca. 30 cm
kruisgewijs te bewegen (fi g. 3.4). Let hierbij op de sleepwijzer (11), die de laatst
gemeten hoogste signaalsterkte aangeeft. Zet de detector nu voor de diepte-
meting op het oppervlak neer en druk kort op de knop detectiediepte (15). Op
het display (6) wordt in meter de diepte aangegeven waarop de zender zich
bevindt (fi g. 3.5). De positie van de zender kan aan de hand van de richting-
wijzers worden bepaald. De asrichting van de zender ligt 90° gedraaid ten
opzichte van de richtingwijzers (fi g. 3.6). Wanneer de detector in de asrichting
van de zender wordt bewogen, treedt kort voor en kort na de zender een geringe
signaalsterkte op, waarbij de richtingwijzers even uitzwenken. Het gaat hierbij
om een voor- en nasignaal van de zender.
Wordt de knop detectiediepte (15) te lang ingedrukt, dan verschijnt het menu,
dat met een druk op de aan-uitknop (5) weer wordt verlaten.
LET OP
Door een storing van het elektromagnetische veld kunnen bij de lokalisatie en
dieptemeting fouten optreden.
3.2 Verloop van een leiding vaststellen
Met de zender kan het verloop van een leiding worden vastgesteld. Breng
hiervoor de zender voor lokalisatie een kort stuk in de leiding. Voer de lokalisatie
uit zoals onder 3.1 beschreven. Markeer de vastgestelde plaats. Schuif de
zender verder in de leiding, voer de lokalisatie weer uit en markeer opnieuw
de vastgestelde plaats. Herhaal dit proces, tot het verloop van de leiding kan
worden bepaald. Houd de inschuifi ntervallen zo kort mogelijk (ca. 2-3 m). Dit
vereenvoudigt de lokalisatie van de zender.
4. Onderhoud
Ongeacht het hieronder beschreven onderhoud wordt aanbevolen om het
elektrische apparaat ten minste één keer per jaar naar een geautoriseerde
REMS klantenservice te brengen voor een inspectie en herhaalde controle van
het elektrische apparaat. In Duitsland is zo'n herhaalde controle van elektrische
apparaten volgens DIN VDE 0701-0702 verplicht en volgens het ongevalpre-
ventievoorschrift DGUV-voorschrift 3 'Elektrische installaties en bedrijfsmiddelen'
ook voor mobiele elektrische bedrijfsmiddelen voorgeschreven. Daarnaast
dienen de voor de plaats van inzet geldende nationale veiligheidsbepalingen,
regels en voorschriften in acht genomen en gevolgd te worden.
4.1 Onderhoud
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
Verwijder voor onderhoudswerkzaamheden eerst de batterijhouder!
Reinig REMS Explorer regelmatig en zeker wanneer hij voor langere tijd niet
wordt gebruikt. Verwijder de batterijhouder, wanneer REMS Explorer voor
langere tijd niet wordt gebruikt. Bewaar REMS Explorer op een droge plaats.
Voor een betrouwbare lokalisatie dienen de batterijen op tijd te worden vervangen,
zie 2.1; let hiervoor op de indicator batterijcapaciteit (fi g. 1 (16)).
Reinig kunststof onderdelen (bijv. de kast) uitsluitend met de machinereiniger
REMS CleanM (art.nr. 140119) of met milde zeep en een vochtige doek. Gebruik
geen huishoudelijke reinigingsmiddelen. Deze bevatten allerlei chemicaliën die
kunststof onderdelen kunnen beschadigen. Gebruik voor de reiniging in geen
geval benzine, terpentijnolie, thinner of dergelijke producten.
Zorg ervoor dat vloeistoffen nooit op of binnen in de detector kunnen terecht-
komen. Dompel de detector nooit in een vloeistof onder.
4.2 Inspectie/reparatie
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
Voor onderhouds- en reparatiewerkzaamheden moet de batterijhouder
worden verwijderd! Deze werkzaamheden mogen uitsluitend door gekwalifi -
ceerd vakpersoneel worden uitgevoerd.
nld