Gebruiksaanwijzing gazontractoren
Rook niet en houd brandende
en hete voorwerpen uit de buurt.
Laad accu's alleen in goed verlichte
en geventileerde ruimten op.
Voorkom kortsluiting bij werkzaam-
heden aan de accu. Leg geen
gereedschappen of metalen
voorwerpen op de accu.
Let op
Houd rekening met de montage-
volgorde bij los- en vastmaken
van de klemmen van de accu.
Montage (Afb. 5a):
Maak eerst de rode kabel
(+/pluspool) en vervolgens
de zwarte kabel (–/minpool) vast.
Demontage:
Sluit eerst de zwarte kabel
(–/minpool) en vervolgens
de rode kabel (+/pluspool) aan.
Opmerking
De batterij bevindt zich onder
de chauffeursstoel.
Bij levering van „onderhouds-
vrije" en „verzegelde" accu's
(type 1)
(accu's zonder sluitdoppen)
De accu is gevuld met accuzuur
en in de fabriek verzegeld.
Ook een zogenaamd „onderhouds-
vrije" accu vereist onderhoud om
een zekere levensduur mogelijk
te maken.
Houd de accu schoon.
Voorkom kantelen van de accu.
Ook uit een „verzegelde" accu
loopt elektrolytvloeistof wanneer
de accu gekanteld wordt.
Laad de accu voor de eerste
ingebruikneming 1 tot 2 uur
op met een acculader (maximale
laadstroom 12 volt, 6 ampère).
Trek na het laden eerst de net-
stekker uit het oplaadapparaat
en maak vervolgens de klemmen
van de accu los (zie ook gebruiks-
aanwijzing van het oplaad-
apparaat).
Bij levering van een ongevulde
accu (type 2)
(accu met sluitdoppen)
Neem de sluitdoppen van
de accucellen (Afb. 5b).
Vul elke cel langzaam met accu-
zuur tot 1 cm onder de vulopening.
Laat de accu 30 minuten staan
zodat het lood het accuzuur
kan opnemen.
Controleer het zuurpeil.
Voeg eventueel accuzuur toe.
Laad de accu voor de eerste
ingebruikneming 2 tot 6 uur
op met een acculader (maximale
laadstroom 12 volt, 6 ampère).
Trek na het laden eerst de net-
stekker uit het oplaadapparaat
en maak vervolgens de klemmen
van de accu los (zie ook gebruiks-
aanwijzing van het oplaad-
apparaat).
Breng de sluitdoppen van
de accucellen aan.
Monteer de accu in de machine.
Verwijder de blinde sluiting van
de ontluchting van de accu.
Steek de ontluchtingsslang vast
en geleid deze in de machine
naar beneden. Zorg ervoor dat
de slang ongehinderd verloopt
(Afb. 5c)!
Klem eerst de rode kabel (+)
en vervolgens de zwarte kabel
(–) vast.
De accu hoeft later alleen met
gedestilleerd water te worden
gevuld (controle elke 2 maanden).
Houd de accu schoon.
Bedienings- en weergave-
elementen
Let op.
Schade aan de machine
Hier worden eerst de functies van
de bedienings- en indicatieelemen-
ten beschreven. Bedien nog geen
van de beschreven functies.
Contactslot
(afhankelijk van model)
Afb. 6a
Starten: draai de sleutel naar
rechts
tot de motor loopt.
Laat de sleutel vervolgens los.
De sleutel staat op
Stoppen: draai de sleutel naar
links op
.
Opmerking
Bij een contactslot met lichtstand
wordt het licht ingeschakeld
wanneer de contactsleutel na het
starten van de motor in deze stand
wordt teruggezet.
Contactslot met OCR-functie
(afhankelijk van model)
Afb. 6b
Dit contactslot is voorzien van een
OCR-functie (door de gebruiker
bestuurd achteruit maaien).
Starten: draai de sleutel naar
rechts
Laat de sleutel vervolgens los.
Sleutel staat op
stand) en staat voorwaarts
maaien toe.
OCR-stand: sleutel naar links
van normale stand op stand
voor achteruit maaien
draaien en op de schakelaar (1)
drukken.
De controlelamp (2) brandt en geeft
aan dat er nu achteruit en vooruit
met de machine kan worden
gemaaid.
Stoppen: draai de sleutel naar
links op
Opmerking
Gebruik de OCR-functie alleen
indien beslist noodzakelijk en werk
anders in de normale stand.
De OCR-functie wordt automatisch
uitgeschakeld zodra de sleutel
in de nulstand wordt gedraaid
of de motor wordt uitgeschakeld
(stopstand of uitschakeling van
de motor door het
veiligheidsblokkeersysteem).
Choke
(afhankelijk van uitvoering)
Afb. 7
Trek de choke uit voor een start
met een koude motor (Afb. 7a)
of zet de gashendel in stand
(Afb. 7b).
.
Gashendel
Afb. 8
Stel het motortoerental traploos in.
Snel motortoerental =
Langzaam motortoerental =
Nederlands
tot de motor loopt.
(normale
.
.
.
45