•
Maximum toegestane procestemperatuurbereik in potentieel explosiegevaarlijke
atmosferen:
Voor categorie II 1 G:
–20 ºC tot maximum +60 ºC (–4 ºF tot maximum +140 ºF)
Voor categorie II 2 G:
–40 ºC tot maximum +400 ºC (–40 ºF tot maximum +752 ºF): T1
–40 ºC tot maximum +300 ºC (–40 ºF tot maximum +572 ºF): T2
–40 ºC tot maximum +200 ºC (–40 ºF tot maximum +392 ºF): T3
–40 ºC tot maximum +135 ºC (–40 ºF tot maximum +275 ºF): T4
–40 ºC tot maximum +100 ºC (–40 ºF tot maximum +212 ºF): T5
–40 ºC tot maximum +80 ºC (–40 ºF tot maximum +176 ºF): T6
CSA/FM
•
Maximaal toegestaan omgevingstemperatuurbereik in potentieel gevaarlijke
atmosferen:
–40 °C tot maximum +85 °C (–40 ºF tot maximum +185 ºF): T4
•
Maximum toegestane procestemperatuurbereik in potentieel explosiegevaarlijke
atmosferen:
–40 °C tot maximum +200 °C (–40 ºF tot maximum +392 ºF):
–40 °C tot maximum +400 °C (–40 ºF tot maximum +752 ºF):
Hoge temperatuur uitvoering
Instructies speciaal voor installatie in
(Referentie Europese ATEX richtlijn 94/9/EC, Annex II, 1/0/6)
De volgende instructies gelden voor apparatuur waarvoor een certificaat met het nr. KEMA
00ATEX2040X van toepassing is:
1.
Raadpleeg de volledige handleiding voor gebruik en montage.
2.
De apparatuur is gecertificeerd voor gebruik als categorie 1/2G, 1/2D. Raadpleeg het
betreffende certificaat.
3.
Raadpleeg het betreffende certificaat voor toepassing in specifieke
explosiegevaarlijke zone.
4.
Raadpleeg het betreffende certificaat voor het omgevingstemperatuurbereik.
5.
De apparatuur is niet getest als veiligheidstoestel (zoals omschreven in richtlijn
94/9/EC Annex II, bepaling 1.5).
6.
Installatie en inspectie van deze apparatuur moet worden uitgevoerd door
voldoende opgeleid personeel, conform de geldende normen (EN60079-14 en
EN 60079-17 in Europa).
7.
Reparatie van deze apparatuur moet worden uitgevoerd door voldoende opgeleid
personeel, conform de geldende normen (EN 60079-19 en EN in Europa).
8.
Componenten die opgenomen moeten worden, of gebruikt moeten worden als
vervangingen in de apparatuur, moeten worden gemonteerd door voldoende
getraind personeel conform de documentatie van de producent.
9.
De certificaatnummers hebben een 'X' suffix, hetgeen aangeeft dat speciale
condities van toepassing zijn voor veilig gebruik. Diegene die deze apparatuur
installeren of inspecteren moeten toegang hebben tot de certificaten.
10. Wanneer de apparatuur in contact kan komen met agressieve stoffen, dan is het de
verantwoordelijkheid van de gebruiker om de nodige maatregelen te nemen om te
voorkomen dat het instrument negatief wordt beïnvloed, en zo te waarborgen dat de
typeclassificatie niet in gevaar komt.
7ML19985QH82
explosiegevaarlijke zones:
SITRANS LC300 – QUICK START HANDLEIDING
Pagina NL-7