NL
•
Plaats de luchtfilterkap terug op de luchtfilterhouder en zet deze vast met de schroef (Fig. 18/4).
•
Plaats het bedieningspaneel terug op de pomp zet dit met de schroef vast (Fig. 5/1).
8.4.7
Bougie
De bougie verwijderen
•
Verwijder de onderhoudskap (Fig. 20/1) van de pomp.
•
Trek de bougiedop (Fig. 21/2) van de bougie.
•
Verwijder het aanwezige vuil rondom de bougie.
•
Verwijder de bougie met de meegeleverde bougiesleutel (Fig. 21/1).
•
Inspecteer de bougie visueel: reinig of vervang.
De bougie reinigen
•
Verwijder eventueel afgezette koolstof van de elektrode met een staalborstel.
•
Controleer met een voelermaat de afstand tussen de elektroden (Fig. 22). Deze moet tussen 0,6 en
0,7 mm liggen. Stel indien nodig de elektrodeafstand af.
De bougie vervangen
•
Vervang de bougie als:
-
De porseleinen isolatie beschadigd of gescheurd is;
-
De elektroden aanzienlijk zijn ingebrand;
-
Minimaal eenmaal per jaar of eerder als hier een reden voor is (een ingebrande of natte bougie
veroorzaakt een zwakke vonk, waardoor de ontsteking minder goed werkt).
LET OP
Gebruik het juiste type bougie NGK CR5HSB.
De bougie plaatsen
•
Draai de bougie met de hand vast in het motorblok.
•
Zet de bougie vast met de bougiesleutel.
LET OP
Draai als de bougie handmatig met een bougiesleutel is ingedraaid deze nog eens 180°
om de afdichting in te drukken (Fig. 22/1).
Een gebruikte bougie dient 45° tot 90° aangedraaid te worden.
VOORZICHTIG
Een losse bougie kan oververhit raken en de motor beschadigen.
Gebruik nooit een vervangende bougie met een ander temperatuurbereik.
•
Plaats de bougiedop op de bougie.
•
Zet de onderhoudskap terug op de pomp.
8.4.8
Uitlaat met vonkenvanger
WAARSCHUWING
Wacht totdat de uitlaat is afgekoeld, voordat u met het onderhoud begint.
•
Verwijder de vier schroeven (Fig. 23/2) en verwijder het uitlaatomhulsel (Fig. 23/1).
•
Verwijder de drie schroeven (Fig. 24/4) en verwijder de uitlaat (Fig. 24/3), de vonkenvanger
(Fig. 24/2) en de uitlaatpakking (Fig. 24/1).
24
916.000.116_004
DPU 31 PC