5.3.7 Apparaat op het fundament monteren
1
2
3
4
Afb. 13: Apparaat monteren
f Controleren, of de draadeinden recht en onbeschadigd
zijn.
f Apparaat op de bodemplaat (4) zetten en daarbij de
voedingsleiding, evt. de gegevensleiding en de funde-
ringsaarde door de opening in het apparaat voeren.
f Apparaat met de onderlegringen (2) en moeren (1) aan
de draadeinden (3) schroeven.
f Moeren aandraaien. Aanhaalmoment 90 Nm
5.4 Elektrische aansluiting
5.4.1 Voeding
Het apparaat mag in een TN / TT net worden aangesloten.
Het apparaat mag alleen onder de volgende voorwaarden
in een IT net worden aangesloten.
De aansluiting in een 230 / 400 V IT-net is niet toege-
staan.
De aansluiting in een IT net met 230 V externe gelei-
derspanning via een aardlekschakelaar is toegestaan,
mits de maximale aanraakspanning bij de eerste sto-
ring niet hoger is dan 50 V AC.
L1
L1
Afb. 14: Aansluiting voedingsspanning (voorbeeld: eenfa-
sig bedrijf)
f Voedingsleiding demonteren
f Aders 12 - 18 mm afstrippen.
f Aders van de voedingsleiding overeenkomstig het
klemmenopschrift op de aansluitklemmen aansluiten.
Een seriële schakeling van meer apparaten
(doorlussen van de voedingsleiding) is mogelijk.
f Aansluitgegevens van de klemlijst in acht nemen.
Î "4 Technische gegevens"
Bij het plaatsen van de voedingsleiding de toe-
gestane buigradius aanhouden.
L2
L3 N
PE
NL
15