AHT Cooling Systems GmbH
6.2
Gegevens over de stroomvoorziening
Voor de opstelling van de AHT-apparaten in de markt is
een FI-beveiligingsschakelaar bij de elektro-installatie
voorzien. Er mogen niet meer dan 2 apparaten aan zo'n
beveiliging
worden
beveiliging van de apparaten verdient de voorkeur. Met
een combinatie van beveiliging en beveiligingsschakelaar
(LS/FI beveiligingsschakelaar) kunnen 2 apparaten per
beveiliging bediend worden.
AHT adviseert dringend om per apparaat een LS-FI-
combinatie met karakteristiek C, 10 A nominale stroom en
30mA uitschakelstroom, type G "stootstroomvast" te
gebruiken.
Als dit voorstel niet wordt aangenomen, mag maximaal de
volgende uitvoering worden gebruikt:
Beveiliging
Voor AHT-apparaten is een beveiliging met een
beveiliging 16A karakteristiek C
voorzien.
Er mogen maximaal 2 apparaten op 1 beveiliging worden
aangesloten.
Om een zo hoog mogelijke bedrijfszekerheid te bereiken
stellen wij echter voor om voor elke kist een eigen
beveiliging te gebruiken.
FI-beveiligingsschakelaar
Het gebruik van FI-beveiligingsschakelaars wordt dringend
geadviseerd. U moet erop letten dat de gebruikte
beveiligingsschakelaars
uitgevoerd.
Voor
het
beveiligingsschakelaars adviseren wij:
nominale stroom
40A
Op grond van de VDE100-410 i.d.g.F (uitgave juni 2007)
Op grond van de VED0100-410 i.d.g.F. (uitgave juni 2007)
wordt het inzetten van een FI-beveiligingsschakelaar als
wordt het gebruik van een differentieel-beveiligingsscha-
"extra bescherming voor de kast en de stopcontacten"
kelaar voorgeschreven als „extra beveiliging voor buiten en
(411.3.3) geadviseerd (in Oostenrijk en Zwitserland
voor contactdozen" (411.3.3) (zoals reeds in Oostenrijk en
verplicht). In een overgangstermijn tot 1.2.2009 werd
Zwitserland).
voorzien.
Voor de verlichting van AHT-apparaten is een eigen
beveiliging doelmatig.
Ontlastingsschakelaars
apparaat zijn niet toegestaan omdat daardoor storingen
kunnen optreden.
Bij niet-naleving van deze veiligheidsvoorschriften zijn
aanspraken
op
uitgesloten.
7
Ingebruikname en functie
Het apparaat dient voor de ingebruikname (na plaatsing –
zie hfdst. 5) een minimumtemperatuur van +16°C (60,8°F)
te vertonen, anders moet het apparaat worden aangepast
aan de normale omgevingstemperatuur.
LET
OP:
Wanneer
ingeschakeld (netstekker in het stopcontact steken –
zie paragraaf 6) begint het koelaggregaat meteen te
werken.
aangesloten.
Een
afzonderlijke
type
G
stootstroomvast
prestatievermogen
van
uitschakelstroom
30mA
maximaal 2 kisten op 1 FI
resp.
uitschakeling
garantie
en/of
schadevergoeding
de
bedrijfsspanning
Bij het vriezen is na een bedrijfsduur van 1 à 2 uur de
gewenste
Temperatuurinstelling en controlesysteem – aanbevolen
bewaartemperaturen) voor diepvriesproducten bereikt. Het
voorgekoelde koelproduct kan worden aangebracht.
Bij gebruik voor gehakt is na een bedrijfsduur van 4 à 5
uur de gewenste binnentemperatuur (zie hoofdstuk 9
Temperatuurinstelling en controlesysteem – aanbevolen
bewaartemperaturen) bereikt voor het bewaren van gehakt.
Deze "Voor"-bedrijfsduur is vereist om de beperkte
wettelijke temperatuurbereiken voor de bewaring van
gehakt na te leven. Nu kan het product worden ingebracht.
De glazen deksels zijn niet als opstaphulp voor de
schapbovenbouw resp. als opbergruimte voor diverse
voorwerpen
belastingen dan ook niet ontworpen.
LET OP: Bij iedere effectieve koeling ontstaat
condenswater resp. het in de lucht aanwezige vocht
bevriest op de koelvlakken.
daarom het apparaat in regelmatige intervallen
ontdooien.
De functie van de apparaten wordt door het bij het gebruik
eventueel ontstane uitpuilen niet nadelig beïnvloed.
Indien er een productrek ingebouwd is, is dit voor de
zijn
werking van het apparaat absoluut noodzakelijk en mag
niet worden gedemonteerd. De vrije ruimte tussen het rek
de
en de binnenwand van het apparaat is noodzakelijk voor
de luchtcirculatie en mag niet worden gebruikt om hier
producten te bewaren.
Het beladen van de apparaten mag uitsluitend tot aan de
stapelmarkeringen
stapelmarkering geldt voor de diepvries zone. De onderste
stapelmarkering geldt voor het vleesgebruik. Boven de
stapelmarkering is de ingestelde bewaartemperatuur niet
meer gegarandeerd.
LET OP: Het gebruik van de apparaten zonder of met
geopend deksel is niet toegestaan!
van
het
Alle
apparaten
uitgevoerd. De deksels zijn noodzakelijk voor de correcte
werking van het apparaat. Ze mogen uitsluitend worden
geopend voor het vullen en om er producten uit te nemen.
Bediening
8
Serie (-)
De thermostaat is in de fabriek zo ingesteld dat een
binnentemperatuur van –18°C (0°F) wordt bereikt.
Door
het
binnentemperatuur van de serie (-) in de diepvrieszone
van ca. –13°C (0°F) tot –23°C (-9°F) worden versteld.
wordt
Apparaten met mechanische regelaar, zie paragraaf 8.1,
apparaten met elektronische regelaar, zie paragraaf 8.2.
51
binnentemperatuur
(zie
LET OP: Niet op het glazen deksel gaan
staan en dit niet belasten!
bestemd
en
zijn
De exploitant moet
worden
gedaan.
zijn
standaard
met
verstellen
van
de
thermostaat
hoofdstuk
9
voor
dergelijke
De
bovenste
glazen
deksel
kan
de