10.4 Stroomuitgang
Zorg er voor dat de polariteit van de
stroomuitgang juist is!
Voorzichtig
Maximale belasting: 500 Ω.
De stroomuitgang kan worden ingesteld op één van
de twee standaard bereiken "0-20 mA" of "4-20 mA",
of het kan vrij worden ingesteld.
•
Sluit de afscherming aan één zijde aan op de
aarde (PE).
Uitgang 1: chloor, chloordioxide, ozon,
waterstofperoxide of perazijnzuur (parameter 1)
Deze stroomuitgang toont de weergegeven meet-
waarde als een analoog stroomsignaal.
Gebruik van het stroomsignaal voor meetwaarden:
•
Als ingangssignaal voor een andere indicator
•
Als ingangssignaal voor een externe regelaar.
1. Sluit de + ader aan op klem 23 (behuizing voor
wandmontage) of klem 1/3 (behuizing voor
paneelinbouw).
2. Sluit de - ader aan op klem 24 (behuizing voor
wandmontage) of klem 1/4 (behuizing voor
paneelmontage).
Uitgang 2: pH, redox (parameter 2)
Deze stroomuitgang toont de weergegeven meet-
waarde als een analoog stroomsignaal.
Gebruik van het stroomsignaal voor meetwaarden:
•
Als ingangssignaal voor een andere indicator
•
Als ingangssignaal voor een externe regelaar.
1. Sluit de + ader aan op klem 25 (behuizing voor
wandmontage) of klem 1/5 (behuizing voor
paneelinbouw).
2. Sluit de - ader aan op klem 26 (behuizing voor
wandmontage) of klem 1/4 (behuizing voor
paneelmontage).
Uitgang 3: stappenregelaar parameter 2
(of temperatuur)
Geeft het berekende uitgangssignaal van de rege-
laar af als analoog stroomsignaal.
Gebruik van de stelsignaalvariabele:
•
Als ingangssignaal voor een stelaandrijving met
stroomingang.
of temperatuuruitgang:
Toont de temperatuur die is gemeten door de
optionele temperatuursensor als een analoog
stroomsignaal.
Gebruik van het temperatuurstroomsignaal:
•
Als ingangssignaal voor een andere indicator.
1. Sluit de + ader aan op klem 27 (behuizing voor
wandmontage) of klem 1/6 (behuizing voor
paneelinbouw).
2. Sluit de - ader aan op klem 28 (behuizing voor
wandmontage) of klem 1/7 (behuizing voor
paneelmontage).
326
Uitgang 4: stappenregeling parameter 1
Deze stroomuitgang geeft het berekende uitgangs-
signaal van de regelaar als analoog stroomsignaal.
Gebruik van de stelsignaalvariabele:
•
Als ingangssignaal voor een continu eindregel-
element.
1. Sluit de + ader aan op klem 29 (behuizing voor
wandmontage) of klem 1/8 (behuizing voor
paneelinbouw).
2. Sluit de - ader aan op klem 30 (behuizing voor
wandmontage) of klem 1/7 (behuizing voor
paneelmontage).
10.5 Aansluitingen voor regelaar stop,
monsterwatersensor en
temperatuursensor
Aansluiten van de regelaar stop
1. Sluit de + ader aan op klem 17 (behuizing voor
wandmontage) of klem 2/1 (behuizing voor
paneelinbouw).
2. Sluit de - ader aan op klem 18 (behuizing voor
wandmontage) of klem 2/2 (behuizing voor
paneelmontage).
Aansluiten van de monsterwatersensor
Kabelkleuren en markering: Zie aansluitingen van
meetceltypen
AQC-D1/-D11/AQC-D2/-D12/AQC-D3/-D13.
1. Sluit de + ader aan op klem 19 (behuizing voor
wandmontage) of klem 2/3 (behuizing voor
paneelinbouw).
2. Sluit de - ader aan op klem 20 (behuizing voor
wandmontage) of klem 2/4 (behuizing voor
paneelmontage).
Bij gebruik van de AQC-D2/-D12 meetcel,
N.B.
moet de watersensor altijd zijn aangeslo-
ten en geactiveerd!
Aansluiten van de Pt100 temperatuursensor
1. Sluit de + ader aan op klem 21 (behuizing voor
wandmontage) of klem 1/11 (behuizing voor
paneelinbouw).
2. Sluit de - ader aan op klem 22 (behuizing voor
wandmontage) of klem 1/12 (behuizing voor
paneelmontage).