18-19. ACCELERATIESTAND VOOR AFREMMEN drAO en drAC (0 – 20 x 100ms) standaard = 6
Met deze parameter kunt u de duur van de vertraging instellen (tijd om van SPN naar SPL te komen). Met draO kun je de helling
veranderen die in de opening plaatsvindt, terwijl je met DRAC de helling kunt veranderen die plaatsvindt bij het sluiten van de
automatisering. Hoe hoger de waarde, hoe langer de helling. Bij dra = 0 acceleratiestand gedeactiveerd en verandert de motor
abrupt van de volle snelheid naar de lage snelheid.
20. FUNCTIETEST VAN APPARATEN TPH (0 – 7) standaard = 0
Het is mogelijk om een keuze te maken op welke accessoires u een funtietest wilt uitvoeren. Door deze functie in te schakelen
wordt er een functionele inspectie uitgevoerd op de toegewezen accessoire voor iedere beweging die begint met de automatisering
in stilstand. WAARSCHUWING! Het wordt niet uitgevoerd in het geval van snelle omkeringen.
•
Waarde 0 = geen apparaat om te testen.
•
Waarde 1 = Test op PH1.
•
Waarde 2 = Test op PH2.
•
Waarde 3 = Test op PH1 en PH2.
•
Waarde 4 = Test op PH3.
•
Waarde 5 = Test op PH3 en PH1.
•
Waarde 6 = Test op PH3 en PH2.
•
Waarde 7 = Test op PH3, PH2 en PH1.
21. CONFIGURATIE UITGANG KNIPPERLICHT FPR (0 – 1) standaard = 1
Er zijn twee modi selecteerbaar voor de flitsuitgang:
•
Waarde 0 = de uitvoer blijft vast. U moet een flitslamp gebruiken met een automatisch knippercircuit (B.RO-LAMPJE 24 Vac).
•
Waarde 1 = knipperende uitgang. U moet een flitslamp gebruiken zonder automatisch knippercircuit (B.RO-LICHTFIX 24 Vac).
22. TIJD VOORFLITSEN TPR (0 – 10 seconden) standaard = 0
Het knipperen van het licht vóór elke beweging, waarvan de duur wordt bepaald door de parameter tpr.
23. DODEMAN-MODUS DEA (0 – 1) standaard = 0
In DE DODEMANSMODUS beweegt de automatisering zich uitsluitend tot de besturing aanwezig is; bij het vrijkomen stopt
de automatisering. De ingeschakelde opdrachten zijn GEOPEND en GESLOTEN. De SS-opdracht is inactief. Alle automatische
bewerkingen, inclusief korte of totale omkeringen, worden uitgeschakeld. Alle beveiliging is uitgeschakeld, behalve de STOP.
24. CYCLUSDREMPEL VOOR VERZOEK OM HULP SER (0 – 100 x 1000 cicles) standaard = 0
U kunt in het menu het aantal cycli instellen dat moet worden verwacht voordat de regeleenheid hulp nodig heeft. Het verzoek
wordt gesignaleerd door het vervangen van het normale functionele knipperen door een snel knipperen tijdens de behandeling
(alleen als fpr = 1).
25. CONTINU KNIPPEREN VOOR VERZOEK OM ASSISTENTIE SEF (0 – 1) standaard = 1
Voor het inschakelen van de functie moet het knipperende lampje blijven knipperen met automatisering gesloten als serviceverzoek.
26. DUUR VAN DE ACCELERATIE van de MOTORSTOP SFT (0 – 20 x 100 ms) standaard = 3
Duur van de acceleratie om over te schakelen van een toestand van beweging naar de volledige stop van de automatisering, in het
geval dat een onmiddellijke stop vereist is (alarm- of beveiligingsgebeurtenissen). WAARSCHUWING! - deze parameter wordt niet
in aanmerking genomen bij EEN STOP-interventie door een bekabeld commando.
27. TIJD VAN ENCODER ENP (4 – 80 ms) standaard = 7
Pulslengte encoderuitgang bij motortoerental.
28. INSTELLEN VAN DE STANDAARDWAARDE (RESET) DEF
Door toegang te krijgen tot de DEF-invoer kunt u de fabrieksconfiguratie van de installatie herstellen. De reset heeft invloed op alle
parameters van het basismenu en het geavanceerde menu, maar beinvloed de geleerde slagen van de boom / mast niet.
Om het DEF-item te resetten, bevestigt u met de uitgebreide druk op de knop "MENU". Houd de toets "MENU" ingedrukt tot het
cijfer 0 knippert en laat de toets los. Houd de toets "MENU" ingedrukt. Het begint een aftelprocedure "d80, d79, ... , d01" en als
het klaar is, wordt de reset uitgevoerd en wordt het woord done weergegeven.
6-1622396 - rev. 3 - 21/09/2021
Nederlandse - 31 / 36