De waterkwaliteit moet voldoen aan de specificaties vermeld in
de onderstaande tabel:
DAE
Warmtewisse
Waterkwaliteitvoorsc
laar met
hriften
omhulsel&bui
pH op 25°C
6,8 ÷ 8,4
Elektrische
geleidbaarheid op
25°C
[μS/m]
Chloride-ion
-
[mg Cl
/l]
Sulfaat-ion
2-
[mg SO
/l]
4
Alkaliteit
[mg CaCO
/l]
3
Totale hardheid
[mg CaCO
/l]
3
IJzer
[mg Fe/l]
Ammonium-ion
[mg NH4+/l]
Silica
[mg SiO2 / l]
Chloormoleculair
[mg Cl2/l]
Opmerking:
1.
Warmtepompmodule
2.
Alleen koelenmodule
De waterdruk mag niet hoger zijn dan de maximum
werkdruk van 10 bar.
OPMERKING Voorzie gepaste beveiligingen in het watercircuit om
te waarborgen dat de waterdruk nooit de maximum
toelaatbare werkdruk zal overschrijden.
13. ISOLATIE VAN DE LEIDINGEN
Het
volledige
watercircuit, inclusief alle leidingen,
geïsoleerd
worden
om
condensatie
koelcapaciteit te vermijden.
Bescherm de waterleiding tegen het bevriezen van het water
tijdens de winterperiode (bv. door een glycoloplossing of
verwarmband te gebruiken).
14. AFVOER VAN
DRUKONTLASTINGSAPPARATEN
De afvoer van het koelmiddel in het installatiegebied moet
gebeuren volgens de plaatselijke reglementeringen. Indien nodig
kan op elke drukontlastingsklep op de condensator een buis van
1" aangesloten
worden
en een buis
drukontlastingsklep op de verdamper.
Het dwarsprofiel en de lengte van de afvoerleiding moeten aan de
plaatselijke reglementeringen voldoen.
Warmtewissela
ar met
hardgesoldeer
s
de platen
6,8~8,0
< 800
< 500
1
< 70 (HP
);
< 150
2
< 300 (CO
)
< 100
< 100
< 100
< 200
< 200
75 ÷ 150
< 1
< 0,2
< 1
< 0,5
< 50
-
< 5
< 0,5
moeten
en
reductie
van
van ½" op elke
15. PLAATSELIJKE BEDRADING
Alle plaatselijke bedrading en de componenten moeten
geïnstalleerd worden door een erkende elektricien en
moeten voldoen aan de relevante Europese en nationale
voorschriften.
De plaatselijke bedrading moet gelegd worden in
overeenstemming met het bedradingsschema dat bij de
module geleverd wordt en volgens de onderstaande
instructies.
Zorg ervoor dat u een geschikt stroomcircuit gebruikt.
Gebruik nooit een stroomvoorziening die met een ander
apparaat gedeeld wordt.
OPMERKING Voorzie gepaste beveiligingen in het watercircuit om
die hieronder vermeld staan, om een beter inzicht te
hebben in de werking van de module.
15.1. Onderdelentabel
F1,2..........................Hoofdzekeringen voor de module
L1, 2, 3......................Aansluitklemmen voor de stroomtoevoer
PE........................... Hoofdklem voor de aarding
S6S..........................Instelpunt override
FS............................Debietschakelaar
Q10..........................Isolatieschakelaar
---.............................Plaatselijke bedrading
15.2. Stroomcircuit en kabelvereisten
1
De elektrische stroomtoevoer naar de module moet dusdanig
geregeld worden dat de stroomtoevoer los van de
elektrische stroomtoevoer naar andere elementen van de
vestiging en van de apparatuur in het algemeen in- en
uitgeschakeld kan worden.
2
Voorzie gepaste beveiligingen in het watercircuit om module
voorzien worden. Dit circuit moet beschermd worden met de
vereiste veiligheidsvoorzieningen, d.w.z. een
stroomonderbreker, een traag springende zekering op elke
fase en een aardlekdetector. Aanbevolen zekeringen staan
vermeld op het bedradingsschema dat bij de module geleverd
is.
Schakel de hoofdisolatieschakelaar uit voordat u
verbindingen tot stand brengt (schakel de
stroomonderbreker uit, verwijderde zekeringen, of schakel
ze uit).
de
15.3. Aansluiting van de
1
Gebruik de gepaste kabel, sluit het stroomcircuit aan op de
klemmen L1, L2 en L3 van de module.
2
Sluit de aardgeleider (geel/groen) aan op de PE-aardklem.
stroomvoorziening van de
watergekoelde waterkoeler
D-EIMWC01008-16_01EU - 65/171