84
NL
7. ONDERHOUD EN OPSLAG
Een correct onderhoud is fundamenteel om in de
tijd de oorspronkelijke efficiëntie en gebruiksvei-
ligheid van de machine in stand te houden.
LET OP!
!
Tijdens het onderhoud:
– haal de kap van de bougie.
– Wacht tot de motor voldoende afgekoeld is.
– Gebruik werkhandschoenen voor alle han-
delingen die betrekking hebben op de mes-
sen.
– Houd de mesbeschermingen op hun plaats,
tenzij aan het mes zelf gewerkt moet wor-
den.
– De olie, benzine of andere vervuilende
materialen niet in het milieu gooien.
REINIGING VAN DE MOTOR EN DE GELUIDS-
DEMPER
Om brandgevaar te beperken, worden de vleu-
gels van de cilinder regelmatig gereinigd met
perslucht en wordt de zone van de geluidsdem-
per vrijgemaakt van takjes, bladeren of ander
afval.
REINIGING VAN DE LUCHTFILTER
BELANGRIJK
luchtfilter gereinigd wordt, voor de goede wer-
king en de levensduur van de machine.
De reiniging wordt uitgevoerd elke 8-10 werku-
ren.
Om de filter te reinigen (Fig. 8):
– Draai de schroef los (1), verwijder het deksel
(2) en het filterelement (3).
– Klop voorzichtig op het filterelement (3) om het
vuil te verwijderen en reinig zo nodig met pers-
lucht bij lage druk.
BELANGRIJK
nooit gewassen worden en wordt vervangen
wanneer het te vuil of beschadigd is
– Hermonteer het filterelement (3) en het deksel
(2) door de schroef (1) stevig vast te draaien.
BRANDSTOFFILTER
In het reservoir werd voorzien in een filter die
Het is essentieel dat de
Het filterelement (3) mag
ONDERHOUD EN OPSLAG
voorkomt dat onzuiverheden binnendringen in
de motor.
Eenmaal per jaar moet de filter vervangen wor-
den door uw verkoper.
CONTROLE VAN DE DOP VAN HET RESER-
VOIR (Fig. 9)
Een slechte werking van de aflaat van de dop
van het reservoir verhindert dat de brandstof de
carburator bereikt, met als gevolg problemen bij
de start en tijdens het gebruik van de motor.
– Controleer en hou de aflaatopening (1) vrij.
– Zorg ervoor dat het buisje (2) en de klep (3)
correct gemonteerd zijn, zoals aangegeven:
a) de onderkant van de klep (3) moet goed
bevestigd zijn in de groef aan de binnenkant
van de dop;
b) het uiteinde van het buisje (2) moet
bevestigd zijn aan het uitstekend deel aan de
onderkant van de klep. Het buisje mag niet
vervormd zijn of los zitten.
CONTROLE VAN DE BOUGIE
Periodiek wordt de bougie gedemonteerd en
gereinigd, door eventuele restjes te verwijderen
met een metalen borsteltje.
Controleer en herstel de correcte afstand tussen
de elektrodes (Fig. 10).
Hermonteer de bougie en draai hem stevig vast
met de bijgeleverde sleutel.
De bougie moet ingeval van doorgebrande
elektroden of een beschadigde isolatie, en ieder
geval elke 100 werkuren, vervangen worden
door een bougie met analoge karakteristieken.
REGELING VAN DE CARBURATOR
De carburator werd in de fabriek geregeld met
het oog op de beste prestaties in alle omstan-
digheden, met een minimale uitstoot van scha-
delijke gassen, overeenkomstig de geldende
normen.
Ingeval van slechte prestaties, controleer eerst