Binnen 100 seconden moet een enkel, lang signaal weerklinken. Dit signaal bevestigt de met succes uitgevoerde
programmering.
Vindt binnen de tijdspanne van 100 seconden geen bevestiging van de programmering plaats door het enkele, lange
signaal, dan moet de fout opgespoord worden.
1.5 Foutopsporing setup
Snijd na de akoestische bevestiging van de met succes uitgevoerde programmering en het uitschakelen van de
ontsteking de blauwe enkele draad van de kabelset Voeding door.
Isoleer de einden van de doorgesneden ader.
Hierdoor is de setupprocedure afgerond.
Controleer de functies van de parkeerhulp volgens de meegeleverde gebruiksaanwijzing.
Zijn alle functies van de parkeerhulp voorhanden, voer dan de eindmontage uit.
1.6 Eindmontage, alle voertuigen
Voer bij eventuele fouten en storingen van de parkeerhulp een foutsopsporing uit en vervolgens opnieuw een setup.
1.5 Foutopsporing setup
Tip
Een nieuwe set-up kan na het verbinden van de doorgesneden blauwe ader plaatsvinden.
1.5 Foutopsporing stop
Tip
Is de fout gevonden en verholpen, dan moet opnieuw een set-up uitgevoerd worden.
1.4 Set-up van de parkeerhulp
Blz. 8 - afb. 1
Weerklinkt na het inschakelen van de ontsteking en het in achteruit zetten geen signaal, controleer dan de
voedingsleiding en de aansluitingen aan het besturingstoestel -3-.
Is in de versnelling achteruit de voedingsspanning aan de stekker -2- van 12 V voorhanden?
Foutopsporing volgens stroomschema
Is de aansluitstekker -4- van de zoemer juist aangesloten?
Is de blauwe enkele draad van de leidingset voeding reeds afgesneden? Verbinding evt. weer herstellen.
Weerklinkt na het dubbele signaal (start van de programmering) binnen max. 100 seconden geen enkel, lang
signaal als bevestiging voor de beëindigde programmering, dan moeten de aansluitingen van de sensoren -1-
gecontroleerd worden.
Weerklinkt na het dubbele signaal (start van de programmering) binnen max. 100 seconden geen enkel, lang
signaal als bevestiging voor de beëindige programmering, maar een intervaltoon, dan wordt de hindernis achter het
voertuig niet herkend.
Afstand tot de muur controleren, evt. corrigeren of op een andere hindernis opnieuw op een afstand van 50 cm uitrichten.
1.6 Eindmontage, alle voertuigen
Bevestig alle kabels van de parkeerhulp aan bestaande leidingen of houders van het voertuig om klapperende
geluiden te vermijden.
Bouw alle bekleding in de omgekeerde volgorde (t.o.v. de demontage) in.
ELSA; rep.-gr. 70
48