4.5 Verbouwingen of wijzigingen
Ingeval van zelfstandige aanpassingen en veranderingen aan het apparaat vervalt elke aansprakelijkheid en garantie van de fabrikant.
Aanpassingen en veranderingen mogen uitsluitend na een schriftelijke toestemming van de fabrikant worden uitgevoerd.
5. Montage en inbedrijfstelling
Gevaar!
• De besturing mag alleen worden geopend en onderhoudswerkzaamheden aan de gehele machine mogen alleen worden uitgevoerd als de
stekker is losgekoppeld van het lichtnet!
• Werkzaamheden aan de besturing, sensorprintplaat, motor en elektrische leidingen mogen alleen door een gekwalificeerde elektricien worden
uitgevoerd.
• Het apparaat moet worden aangesloten op een stopcontact van 230 V met aardingscontact. Het stopcontact moet beveiligd zijn via een B16 A
LS-schakelaar. Aanvullend moet een eigen FI-schakelaar van 30 mA worden gebruikt. Een gecombineerde FI/LS-schakelaar met dienovereen-
komstig afschakelkarakteristiek is mogelijk.
• De FI-schakelaar mag alleen stroomcircuits verzorgen die voor dit apparaat bedoeld zijn.
• De stekker mag alleen op het stopcontact worden aangesloten als de machine volledig gemonteerd en op de muur bevestigd is.
• Voor de aansluiting van het apparaat mogen geen verlengkabels worden gebruikt.
• Voor de inbedrijfstelling moet het apparaat eerst geleidend worden verbonden met de potentiaalvereffeningsinstallatie van de stalinrichting.
• De functie van de FI-schakelaar moet regelmatig worden gecontroleerd.
• De machine moet tijdens de montage steeds tegen vallen of kantelen worden beveiligd – levensgevaar!
• Borgriemen rond het scharnierdeel plaatsen en met hijsgereedschap borgen!
• Aandrijf- en borsteleenheid pas monteren als de hangarm veilig is gemonteerd.
• Grijp tijdens de montage nooit tussen het scharnierdeel en de motoreenheid.
Let op!
• Tijdens de montage moet erop worden gelet dat op de verbindingskabel tussen aandrijf- en borsteleenheid en besturingsbehuizing geen
trekkrachten inwerken of dat de kabel mechanisch wordt beschadigd!
• De besturingskast moet boven het apparaat en buiten de reikwijdte van de dieren worden gemonteerd!
• Motorkabels van het apparaatframe naar de besturing moeten eventueel tegen aanvreten door de dieren worden beveiligd!
5.1 Omvang van de levering
Het apparaat wordt op een pallet geleverd. De aandrijfeenheid en de borstel zijn gebruiksklaar gemonteerd. De hangarm is apart op de pallet
bevestigd. De asbout voor het lager direct onder de hangarm is op de hangarm voorgemonteerd en moet voor de montage van de aandrijf- en
borsteleenheid worden gedemonteerd! De besturing is eveneens gebruiksklaar met de aandrijf- en borsteleenheid verbonden.
5.2 Controle voor de inbedrijfstelling
Voor de inbedrijfstelling van het apparaat moet dit altijd eerst op volledigheid, zichtbare gebreken of eventuele bronnen van gevaar worden
gecontroleerd.
De volgende maatregelen moeten voor de controle worden genomen:
• Controleer het apparaat op losse en omlaag hangende onderdelen resp. transportschade.
• Controleer de kabelisolatie.
• Controleer of alle veiligheidsvoorzieningen (afdekking aandrijfeenheid) aanwezig zijn en zich in een goede staat bevinden.
• Controleer of zich in de buurt van het apparaat bronnen van gevaar bevinden die de correcte en veilige werking van het apparaat belemmeren
(waterslang, weersinvloeden, hangende kabels of touwen, ...).
5.3 Montage
Een optimale plaatsing en stabiele bevestigingsmogelijkheid is bijzonder belangrijk voor een probleemloos bedrijf van dit zeer zwaar belaste ap-
paraat. Hierbij moet op het volgende worden gelet:
• Plaats het apparaat niet bij een versmalling in de stal.
• Ter voorkoming van opstoppingen mag het apparaat niet direct voor of achter de melkstand worden gemonteerd.
• De machine mag niet in de buurt van apparaten worden geplaatst die gevoelig zijn voor stof.
• Monteer de elektrische besturing op een stabiele, trilvrije ondergrond om beschadigingen aan de elektronische onderdelen door vibraties te voorkomen.
• Bescherm het apparaat en de besturing tegen zon en neerslag.
• Het apparaat en de besturing moeten bij de montage buiten door een dak tegen zon, regen en sneeuw worden beschermd.
• Monteer het apparaat op een stevige, stabiele en vlakke ondergrond.
• Bij wanden van baksteen wordt een grote, drukvaste onderplaat (bijv. zeefdrukplaat minimaal 19 mm of stalen plaat min. 5 mm) in de
afmetingen 500 x 500 mm aanbevolen.
• Het apparaat moet via alle 6 bevestigingsgaten van de hangarm met de wand worden verboden.
• Het bevestigingsmateriaal moet door vakkundig personeel op de ondergrond worden afgestemd.
• Bij betonnen wanden worden zwaarlastankers of kleefankers aanbevolen.
• Bij de montage op baksteen of hout worden doorlopende draadstangen aanbevolen.
• Gebruik minimaal schroefdraadmaat M12.
74