Veiligheidsklep
De veiligheidsklep gaat open indien de toe-
gelaten bedrijfsoverdruk (zie technische
gegevens) overschreden wordt; het water
vloeit weg.
De veiligheidsklep is in de fabriek ingesteld
en verzegeld. Instelling uitsluitend door de
klantendienst.
Thermoventiel
Het thermoventiel beschermt de hogedruk-
pomp tegen ontoelaatbare verwarming in
het circulatiebedrijf als de handspuitpistool
gesloten is.
Het thermoventiel gaat open bij een over-
schrijding van de maximum toegelaten wa-
tertemperatuur van 80 °C en leidt het hete
water naar buiten.
Inbedrijfstelling
GEVAAR
Verwondingsgevaar! Apparaat, toevoerlei-
dingen, hogedrukslang en aansluitingen
moeten in een perfecte toestand zijn. In-
dien de toestand niet perfect is, mag het
apparaat niet gebruikt worden.
Schuifbeugel monteren
Afbeelding 3, zie omslagpagina
Duwbeugel met bijhorende bevesti-
gingsschroeven vastschroeven.
Handspuitpistool, straalbuis en
sproeier monteren
Straalbuis met handspuitpistool verbinden.
Schroefverbinding van de staalbuis
handvast aandraaien.
Sproeier met schroefverbinding voor
sproeikop monteren op de straalpijp.
Hogedrukslang aan de hogedrukaan-
sluiting van het apparaat monteren.
Oliepeil van de hogedrukpomp
controleren
Oliepeil van de hogedrukpomp aan het
oliekijkglas controleren.
Apparaat niet in bedrijf nemen als het olie-
peil onder het midden van het oliekijkglas is
gedaald.
Indien nodig olie navullen (zie Techni-
sche gegevens).
Knip voor het eerste gebruik de punt
van het deksel van de olietank op de
waterpomp af.
Hoofdstuk „Veiligheidsinstructies" in
acht nemen!
Voor de inbedrijfstelling de gebruiks-
aanwijzingg van de motorfabrikant le-
zen en in het bijzonder de veiligheidsin-
structies in acht nemen.
Oliepeil van de motor controleren.
Apparaat niet in bedrijf nemen, als het
oliepeil gedaald is onder „MIN".
Indien nodig olie navullen.
Brandstofreservoir met loodvrije benzi-
ne vullen.
Geen tweetaktmengsel gebruiken.
Brandstof E10 mag worden gebruikt.
Brandstof tanken
GEVAAR
Brand- en explosiegevaar!
– Apparaat nooit in gesloten ruimten, bij
lopende of hete motor bijtanken.
– Bij het tanken niet roken.
– Niet in de buurt van open vuur of von-
ken tanken.
– Brandstof niet morsen - gebruik een
trechter.
– Gemorste brandstof direct wegvegen.
– Na het tanken de jerrycan en de tank
naar behoren afsluiten.
Brandstofreservoir met loodvrije benzi-
ne vullen.
Geen tweetaktmengsel gebruiken.
NL
– 4
Motor
55