Oerlikon CITOSTEEL 255C Manual De Instrucciones página 226

Afbeelding 18.

De geselecteerde parameters of functie was
verdwenen van de lasparametersbalk [44].
Afbeelding 19.
Voorgastijd
t1
beschermgas stoomt nadat de
toortsschakelaar is ingetrokken en vóór de
draadaanvoer.

Instelbereik: van 0 seconden (UIT) tot 25 seconden
(fabrieksinstelling is ingesteld op Auto modus).
Nagastijd
stelt de tijd in dat er
t2
beschermgas stoomt nadat de lasstroom is
uitgeschakeld.

Instelbereik: van 0 seconden (UIT) tot 25 seconden
(fabrieksinstelling is ingesteld op Auto modus).
De burnback-tijd is de tijd dat de lasstroom
doorgaat nadat de aanvoer van lasdraad
stopt. Deze voorkomt dat de draad vast
komt te zitten in het lasbad en bereidt de draad voor op
een nieuw te starten lasboog.

Instelbereik: van UIT tot 0,25 seconden
(fabrieksinstelling is ingesteld op Auto modus).
Spot-timer– stelt de tijd in dat het lassen
doorgaat bij nog ingeknepen
toortsschakelaar. Spot-timer heeft geen
effect bij 4T.

Instelbereik: van 0 seconden (UIT) tot 120 seconden
(fabrieksinstelling is UIT).
WAARSCHUWING
Spot-timer heeft geen effect in 4-T.
Inloop-WFS – stelt de
draadaanvoersnelheid in vanaf het moment
van inknijpen van de toortsschakelaar tot er
een boog is gemaakt.

Instelbereik: van minimum tot maximum WFS
(fabrieksinstelling is ingesteld op Auto modus).
Nederlands
stelt de tijd in dat er
De startprocedure
spanning (of Trim) gedurende een
gespecificeerde tijd aan het begin van een
las. Gedurende de starttijd gaat de machine omhoog of
omlaag van de startprocedure naar de vooringestelde
lasprocedure.

Instelbereik: van 0 seconden (UIT) tot 10 seconden.
De uitkraterprocedure – regelt de WFS (of
waarde in ampères) de spanning (of Trim)
gedurende een gespecificeerde tijd aan het
einde van een las. Gedurende de uitkratertijd gaat de
machine omhoog of omlaag van de lasprocedure naar
de uitkraterprocedure.

Instelbereik: van 0 seconden (UIT) tot 10 seconden.
De A/B-procedure – maakt een snelle
A/B
wisseling mogelijk van lasprocedures. Zo'n
wisseling kan voorkomen tussen:

twee verschillende programma's;

verschillende instellingen van een en hetzelfde
programma.
Geheugen opslaan: De lasprogramma's
opslaan in één van de negen
gebruikersgeheugens.
Zo slaat u het geheugen op:

Voeg het Geheugen opslaan-pictogram toe aan de
lasparametersbalk.

Markeer met behulp van de rechterknop [36] het
pictogram Geheugen opslaan.

Druk op de rechterknop [36] om te bevestigen –
Het Menu Geheugen opslaan-pictogram wordt
weergegeven op het display.

Markeer met behulp van de rechterknop het
geheugennummer op waar het programma moet
worden opgeslagen.

Bevestig de selectie - houd de rechterknop [36]
3 seconden ingedrukt.
16
–
regelt de WFS en de
Afbeelding 20.
Afbeelding 21.
Nederlands