Waterhoeveelheid instellen
Waterhoeveelheid in functie van de ver-
vuiling en de soort van de bodemde-
klaag aan de regelknop instellen.
Reinigingskop neerlaten / optillen
Neerlaten
Achterste vlak van het pedaal voor het
optillen / neerlaten van de reinigingskop
naar beneden duwen, laten losspringen
en pedaal naar boven laten gaan.
De borstelaandrijving start wanneer de
reinigingskop neergelaten is.
Optillen
Voorste vlak van het pedaal voor het
optillen / neerlaten van de reinigingskop
naar omlaag duwen en vastzetten.
Zuigbalk neerlaten / optillen
Neerlaten
Hendel voor het optillen / neerlaten van
de zuigbalk naar boven trekken, naar bui-
ten duwen en naar beneden loslaten.
De afzuiging start wanneer de hendel
beneden is.
Optillen
Hendel voor het optillen / neerlaten van
de zuigbalk naar boven trekken en blok-
keren.
Zuigbalk instellen
Schuine stand
Voor de verbetering van het zuigresultaat
op stenen ondergronden kan de zuigbalk
tot 5° schuine stand verdraaid worden.
Afbeelding 8, zie omslagpagina
Vleugelmoeren lossen.
Zuigbalk draaien.
Vleugelmoeren aanspannen.
Helling
Bij onvoldoende afzuigresultaat kan de hel-
ling van de rechte zuigbalk veranderd wor-
den.
Afbeelding 8, zie omslagpagina
Vleugelmoeren lossen.
Zuigbalk schuin zetten.
Vleugelmoeren aanspannen.
Borstelaandrukkracht verstellen (al-
leen bij versie Adv)
Afbeelding 10, zie omslagpagina
Hendel Borstelaandrukkracht naar links
ontgrendelen, verstellen en naar rechts
opnieuw vastzetten.
Hendel naar beneden: aandrukkracht
–
verlagen.
Hendel naar boven: aandrukkracht ver-
–
hogen.
Schraaplippen instellen (alleen bij
versie Adv)
Schraaplippen door verdraaien van het
instelwiel zodanig instellen dat de
schraaplip de grond raakt.
Instelwiel tevens 1 omwenteling naar
beneden verder draaien.
48
Vuilwatertank legen
Waarschuwing
Overloop vuilwaterreservoir. Bij een vol
vuilwaterreservoir schakelt de zuigturbine
uit en knippert het controlelampje „Vuilwa-
terreservoir vol". Alle reinigingsprogram-
ma's met afzuiging zijn gedurende één
minuut geblokkeerd. Vuilwaterreservoir
leegmaken.
Waarschuwing
Lokale voorschriften inzake de behande-
ling van afvalwater in acht nemen.
Neem de aftapslang vuilwater uit de
houder en plaats deze in een geschikte
verzamelinrichting.
Afbeelding 11, zie omslagpagina
Water door het openen van de doseer-
inrichting op de aftapslang aftappen.
Vervolgens de vuilwatertank met
schoon water uitspoelen.
Schoonwatertank legen
Filterbeker van de filter vers water los-
schroeven en schoonwaterreservoir la-
ten leeglopen.
Filterbeker opnieuw aanbrengen.
Lade voor grof vuil leegmaken (al-
leen bij R-reinigingskop)
Lade voor grof vuil controleren. Lade
voor grof vuil indien nodig of aan het
einde van het werk wegnemen en leeg-
maken.
Buitenwerkingstelling
Sleutelschakelaar op '0' draaien en
sleutel uittrekken.
Apparaat met de wiggen tegen wegrol-
len zekeren.
Transport
Gevaar
Verwondingsgevaar! Voor het in- en uitla-
den van het apparaat mag het hellingsper-
centage van 10% niet overschreden
worden. Langzaam rijden.
Voorzichtig
Gevaar voor letsels en beschadigingen!
Houd bij het transport rekening met het ge-
wicht van het apparaat.
Bij het transport in voertuigen moet het
apparaat conform de geldige richtlijnen
beveiligd worden tegen verschuiven en
kantelen.
Bij gemonteerde D-reinigingskop
Schijfborstels uit de borstelkop verwij-
deren.
Opslag
Voorzichtig
Gevaar voor letsel en beschadiging! Het
gewicht van het apparaat bij opbergen in
acht nemen.
Het apparaat mag alleen binnen wor-
den opgeborgen.
Bij het kiezen van de opbergplaats
moet rekening gehouden worden met
5
-
NL
het max. toegelaten gewicht van het ap-
paraat om de stabiliteit niet te beïnvloe-
den.
Onderhoud
Gevaar
Verwondingsgevaar. Voor alle werkzaam-
heden aan het apparaat de sleutelschake-
laar op „0" zetten en de sleutel er uit
trekken. Nood-Uit-knop indrukken.
Apparaat op een stabiele, effen onder-
grond plaatsen en batterijstekker uittrek-
ken.
Waarschuwing
De zuigturbine loopt na het uitschakelen
na. Onderhoudswerkzaamheden pas na de
stilstand van de zuigturbine uitvoeren.
Vuilwater en resterend schoon water
aflaten en verwijderen.
Onderhoudsschema
Na het werk
Voorzichtig
Gevaar voor beschadiging. Apparaat niet
met water afspuiten en geen agressieve
reinigingsmiddelen gebruiken.
Vuil water aflaten.
Plat harmonicafilter controleren, zono-
dig vervangen.
Alleen R-reinigingskop: lade voor grof
vuil verwijderen en leegmaken.
Apparaat aan de buitenkant met een
vochtige, in mild zeepsop gedrenkte
doek reinigen.
Zuiglippen en schraaplippen reinigen,
op slijtage controleren en indien nodig
vervangen.
Borstels op slijtage controleren, indien
nodig vervangen.
Accu laden.
Maandelijks
Bij een voorlopig stilgelegd apparaat:
vereffeningslading van de accu uitvoe-
ren.
Accupool op oxidatie controleren, in-
dien nodig schoonborstelen en met
poolvet invetten. Op stevige zitting van
de verbindingskabels letten.
Afdichting tussen vuilwaterreservoir en
deksel reinigen en op dichtheid contro-
leren, indien nodig vervangen.
Bij niet-onderhoudsvrije accu's, zuur-
dichtheid van de cellen controleren.
Borsteltunnel reinigen (alleen R-reini-
gingskop)
Afbeelding 12, zie omslagpagina
Waterverdeellijst aan de reinigingskop
verwijderen en waterkanaal reinigen
(alleen R-reinigingskop).
Jaarlijks
Pompslang van de doseerpomp ver-
vangen (alleen variant Dose).
Voorgeschreven inspectie door klan-
tendienst laten uitvoeren.