10. Storingstabel
Avvertimento
Vooraleer handelingen uit te voeren aan de pomp, klemmenkast of schakelkast, moet de voedingsspanning uitge-
schakeld zijn.
Storing
Oorzaak
1. Motor wil niet starten.
a) Voedingsspanning is uitgeschakeld.
b) Motorbeveiliging uitgeschakeld.
c) Motor uitgevallen of defect.
d) Eenfase uitvoeringen:
2. De motor start, maar
a) Drukschakelaar is niet correct ingesteld.
stopt meteen weer.
b) Foute voordruk op het drukvat.
3. Hoog aantal start en
a) Drukschakelaar is niet correct ingesteld.
stops.
b) Vat lekt.
4. Pomp werkt maar levert
a) Zuigleiding/pomp of persleiding zijn verstopt
geen water.
b) Terugslagklep is geblokkeerd in gesloten posi-
c) Zuigleiding lekt.
d) Geen water in zuigleiding/pomp.
e) Lucht in zuigleiding/pomp.
f)
g) Driefase uitvoeringen:
5. Lekkage van de asaf-
a) Mechanische asafdichting is defect.
dichting.
6. Geluidsoverlast.
a) Pomp caviteert.
b) De pomp draait niet vrij.
c) Terugloop van water als de pomp stopt.
7. Lekkage uit hydrauli-
a) Mechanische druk op de pomp. De leidingen zijn
sche kamers.
11. Smaltimento
Lo smaltimento di questo prodotto o di parte di esso deve essere
effettuato in modo consono:
1. Usare i sistemi locali, pubblici o privati, di raccolta dei rifiuti.
2. Nel caso in cui non fosse possibile, contattare Grundfos o
l'officina di assistenza autorizzata più vicina.
Eenfase: Door ingebouwde thermische
schakeling,
Driefase: Door automatische stroomonderbre-
ker.
Verkeerde connectie op de drukschakelaar.
door onzuiverheden.
tie.
Te grote aanzuighoogte.
Motor draait in de verkeerde richting.
niet voldoende ondersteund.
Oplossing
Schakel de voedingsspanning in.
Herstel storing. Wacht op het automatisch inschake-
len van de ingebouwde thermische schakeling of
druk op de automatische stroomonderbreker.
Repareer of vervang de motor.
Verbind de draden met de klemmen 2, 4 en de
aarde.
Verhoog de uitschakeldruk en/of differentiaaldruk
(Δp).
Controleer de voordruk op het drukvat.
Verhoog de uitschakeldruk en/of differentiaaldruk
(Δp).
Repareer vat.
Reinig pomp of leiding.
Reinig de terugslagklep.
Herstel de zuigleiding.
Vul de zuigleiding/pomp.
Ontlucht de pomp. Controleer de zuigleiding op lek-
kages/ontlucht de pomp.
Controleer de NPSH-waarde, en indien nodig pas de
installatie aan.
Verander de draairichting.
Vervang de asafdichting.
Reinig de zuigleiding en eventuele zuigkorf, reinig
de pomp.
Ondersteun leidingen met afdoende steunen.
Vervang of maak de terugslagklep schoon.
Ondersteun leidingen met afdoende steunen.
Wijzigingen voorbehouden.
63