5.3.2
Het zeeffilter reinigen
1.
Indien aanwezig: sluit de brandstofkraan.
2.
Draai de tankdop (A5) los.
3.
Verwijder het zeeffilter (A6-C1) dat zich in de tank bevindt.
4.
Spuit met een lagedrukpistool met droge perslucht van buiten naar binnen door het zeeffilter.
5.
Spoel het met schone benzine en laat het drogen. Vervang het indien het beschadigd is.
6.
Breng het zeeffilter terug aan, en schroef de dop van het brandstofreservoir zorgvuldig terug dicht.
5.3.3
Reinig of vervang het luchtfilter
LET OP
1.
Verwijder de schroeven van de zijkap (A17) en de zijkap (A18).
2.
Verwijder de schroef van het deksel van het luchtfilter (D1) en het deksel van het luchtfilter (D2) en verwijder het element
van schuimplastic (D3).
3.
Controleer zorgvuldig of het niet is gescheurd en of er gaan gaten in zitten: vervang het als het is beschadigd en minimaal
een keer per jaar.
4.
Reinig het element van schuimplastic als de staat ervan dat toelaat: was het met zeepwater, spoel het zorgvuldig en laat het
volledig drogen.
5.
Bevochtig het element van schuimplastic met een beetje schone motorolie en knijp het uit om het teveel aan olie te
verwijderen (niet wringen).
De motor zal kort na de start roken indien te veel olie in het schuimplastic is achtergebleven.
6.
Plaats het element van schuimplastic en het deksel van het luchtfilter weer terug en draai daarna de schroef van het deksel
van het luchtfilter weer vast.
7.
Plaats de zijkap en de schroeven ervan terug.
5.3.4
De geluiddemper reinigen
1.
Verwijder de schroeven (F1) en het deksel van de uitlaatdemper (F2).
2.
Verwijder de schroef (F3) en het rooster van de uitlaatdemper (F4).
3.
Bouw de vonkenvanger (F5) uit.
4.
Borstel met behulp van een metaalborstel voorzichtig de aanslag weg op het rooster van de uitlaatdemper en de
vonkenvanger.
5.
Controleer de staat van de vonkenvanger en van het rooster van de uitlaatdemper. Vervang ze in het geval van beschadiging.
6.
Plaats de vonkenvanger terug in de uitlaatdemper.
7.
Plaats het rooster van de uitlaatdemper en zij schroef terug.
8.
Plaats het deksel van de uitlaatdemper en zijn schroeven terug.
5.3.5
Het stroomaggregaat reinigen
Voor een goede werking van het apparaat moet het regelmatig worden gereinigd. Als het apparaat is geïnstalleerd in een ruimte,
controleer dan altijd de reinheid en de goede staat van de installatie. Als het apparaat buiten wordt gebruikt (bouwplaatsen, stoffige,
modderige of beboste omgevingen, corrosieve atmosfeer, enz.), moet het frequenter worden gereinigd.
Het gebruik van een waterstraal of een hogedrukreiniger kan het apparaat ernstig beschadigen en is verboden.
1.
Borstel de luchtingangen en -uitgangen van de motor en, indien van toepassing, de vonkenvanger voorzichtig schoon.
2.
Reinig de buitenkant van het apparaat met een lichtjes bevochtigde spons en droog het met een droge doek.
3.
Controleer de goede algehele staat van het apparaat (het ontbreken van lekkages, het vastzitten van bouten en moeren,
van aansluitingen en slangen, enz.).
4.
Vervang eventueel defecte onderdelen.
Gebruik alleen originele onderdelen en neem, indien nodig, contact op met een van onze agenten.
6.1
Omstandigheden van vervoer en verplaatsing
Behandel het apparaat voorzichtig en zonder schokken en zorg ervoor dat de plaats waar het zal worden opgeslagen of gebruikt op
voorhand is klaargemaakt. Voor het vast installeren op een trailer of in een voertuig vooraf overleggen met een van onze erkende
agenten.
Voor elk transport van het apparaat alle noodzakelijke voorzorgsmaatregelen nemen:
1.
Zorg ervoor dat de gebruikte route vlak en berijdbaar is. Mocht het gebruik van een geaccidenteerde route onvermijdelijk
zijn, dan dient de brandstof voor aanvang van de reis worden afgetapt in een jerrycan.
2.
Controleer of alle bouten en moeren goed vastzitten, sluit de brandstofkraan (indien aanwezig) en koppel de startaccu (indien
aanwezig) los.
3.
Vervoer het apparaat te allen tijde in zijn normale gebruiksstand, leg het nooit op zijn kant. Zorg ervoor dat het materiaal niet
uit het voertuig kan vallen zonder er teveel druk op toe te leggen (gevaar op schade aan het materiaal).
279_NL.docx
Gebruik nooit benzine of oplosmiddelen met een laag vlampunt voor het reinigen van het
luchtfilterelement (gevaar van brand of explosie).
Hoofdstuk 6.
Vervoer en opslag van het stroomaggregaat
63/178
2021-05-28