Gebruik de juiste hefmethoden wanneer u de generator van plaats naar
plaats verplaatst. Onjuiste hefmethoden kunnen letsel veroorzaken.
Raak de uitlaatdemper of andere delen van de verbrandingsmotor of
generator die tijdens de werking heet kunnen worden, niet aan om
brandwonden te voorkomen.
Combineer de generator niet met andere elektriciteitsbronnen.
Draag gehoorbescherming.
Alle reparaties moeten worden uitgevoerd door de servicedienst van de
fabrikant.
LET OP! Ondanks het inherent veilige ontwerp, het gebruik van
veiligheidsmaatregelen
en
bestaat er altijd een risico op restletsel tijdens het gebruik.
PICTOGRAMMEN EN WAARSCHUWINGEN
Brandgevaar
Live apparatuur
Voorzichtig Neem speciale voorzorgsmaatregelen
Risico op vergiftiging door uitlaatgassen
Gebruik beschermende handschoenen
Schakel de motor uit en verwijder de draad van de bougie voordat u
onderhoud of reparaties uitvoert.
Lees de gebruiksaanwijzing en neem de daarin opgenomen
waarschuwingen en veiligheidsvoorschriften in acht!
Beschermen tegen vocht
Attentie heet element.
BESCHRIJVING VAN DE GRAFISCHE ELEMENTEN
De volgende nummering verwijst naar de onderdelen van het
apparaat
getoond op de grafische pagina's van deze handleiding.
Aanwijzing
1
Transportgreep
2
Tankdop
3
Carburateurklep
4
Startkabel
5
Luchtfilter
6
Verbrandingsmotor
7
Trillingsdempers
8
Oliepeilindicator (peilstok)
9
Olievuldop
10
Stroomgenerator
11
Eenheidspaneel
12
Uitlaat/demper
13
Brandstoftank
14
Brandstofniveau-indicator
15
Zuighendel
* Er kunnen verschillen zijn tussen de afbeelding en het werkelijke
product.
DOEL
Een generator is een apparaat dat mechanische energie omzet in
elektrische energie. De krachtbron is een verbrandingsmotor. De
generator is ideaal wanneer er geen permanente elektriciteitsbron is. Hij
is ideaal als noodstroombron in huizen, kampen, vakantiehuisjes, enz. De
aanvullende
beschermingsmaatregelen
Beschrijving
generator kan worden gebruikt voor apparaten zoals elektrisch
gereedschap, gloeilampen, verwarmingsapparaten en soortgelijke
apparaten die 230 V wisselstroom nodig hebben.
De generator heeft vrijwel geen onderhoud nodig.
Gebruik de generator niet verkeerd
WERKING VAN HET APPARAAT
VOORBEREIDING OP HET WERK
Sluit geen verbruikers in de vorm van elektrische apparatuur aan voordat
u de motor start. De tank mag niet boven het toegestane maximumniveau
worden gevuld, omdat er brandstof uit kan stromen als deze uitzet door
de stijging van de temperatuur tijdens het draaien van de motor.
Bij het tanken moeten de volgende regels in acht worden genomen:
kan de motor niet draaien.
mag er geen brandstof gemorst worden.
AARDING VAN DE GENERATOR
De generatoraardklem bevindt zich op het generatorpaneel Fig. B10
en is verbonden met de niet-geleidende metalen delen van de
generator en met de aardklemmen van elk stopcontact.
Voordat u de aardklem gebruikt, dient u een gekwalificeerde elektricien,
een elektrische inspecteur of een plaatselijke instantie te raadplegen die
bevoegd is voor de plaatselijke voorschriften of verordeningen die van
toepassing zijn op het beoogde gebruik van de generator.
Om elektrische schokken door defecte apparatuur te voorkomen, moet de
generator worden geaard. Sluit een stuk eenaderige stroomkabel (draad)
met een grote doorsnede (minimaal 4mm²) aan tussen de aardingsklem
van figuur B10 en de in de grond geslagen aardingsstaaf. Generatoren
hebben een systeemaarde die de onderdelen van het generatorframe
verbindt met de aardklemmen op de AC-uitgangsaansluitingen. De
systeemaarde is niet verbonden met de nulleider van de wisselstroom. Als
de generator wordt getest met een stopcontacttester, zal deze dezelfde
aardingstoestand laten zien als bij huishoudelijke stopcontacten.
OLIEVERONTREINIGING
• Voordat u de generator voor de eerste keer start, moet u 0,6 liter olie
van het type SAE 15W30 voorbereiden. Draai de olievuldop fig. A9 en
giet er de aangegeven hoeveelheid olie in. Controleer het oliepeil fig.
A8 en schroef de olievuldop fig. A9.
• Vul de brandstoftank fig. A13 met loodvrije benzine. Draai de tankdop
fig. A2. Controleer na het tanken of de tankdop fig. A2 goed vastzit.
• Aard de generator Fig. B10 (aardingskabel niet inbegrepen in de
uitrusting van de generator).
STARTEN VAN DE VERBRANDINGSMOTOR
Draai de brandstofklephendel fig. A3 in de stand "ON". Beweeg bij een
koude motor de gashendel (aanzuiging) fig. A15/fig. C1 naar rechts.
Schakel de ontsteking van de generator in door de knop fig. B1 in de stand
"ON" te drukken. Trek eerst langzaam aan het startkoord fig. A4/Fig. C4
totdat u de koppeling hoort aangrijpen en trek dan krachtig. Voor het
starten van de verbrandingsmotor kan het nodig zijn meerdere keren aan
het startkoord te trekken.
DE GENERATOR STARTEN VANUIT DE ACCU
Lees bij het starten van de motor met de starter de volgende instructies.
Zet de gashendel (aanzuiging) fig. A15 naar rechts en sluit de ontvanger
aan op de 230V wisselstroomaansluiting fig. B8 of fig. B9.
Zet de hendel van de AC-overstroombeveiliging fig. B7 in de stand "ON".
Het spanningscontrolelampje fig. B1 gaat branden en de voltmeter fig. B6
toont de opgewekte spanning.
Zet de motorschakelaar in de stand START en houd deze 5 seconden
vast of totdat de motor start.
Het langer dan 5 seconden bedienen van de starter kan de motor
beschadigen. Als de motor niet start, laat u de schakelaar los en wacht u
10 seconden voordat u de starter opnieuw start.
Als de snelheid van de startmotor na een bepaalde tijd daalt, geeft dit aan
dat de accu moet worden opgeladen.
Laat na het starten van de motor de motorschakelaar terugkeren naar de
stand ON.
Draai de chokehendel of duw de chokestang naar de OPEN positie als de
motor opwarmt.
DE MOTOR STOPPEN
Schakel alle verbruikers, in de vorm van elektrische apparaten, uit voordat
u de motor stopt.
Schakel de ontsteking van de generator uit door de knop Fig. B2 in de
stand "OFF" te zetten.
103