• Als er een lekzoeker op het systeem is geïnstalleerd, moet u minstens om de 12
maanden op lekkage controleren.
• Als wordt gecontroleerd of geen lekken aanwezig zijn, is het raadzaam om een
gedetailleerd register van alle inspecties bij te houden.
• Controleer de zone rondom de apparatuur, voordat werkzaamheden aan het
apparaat worden verricht, om na te gaan of er geen brand- en/of verbrandings-
gevaar heerst. Tref de volgende maatregelen voor de reparatie van het koelsys-
teem, voordat werkzaamheden aan het systeem worden verricht.
1.
Vóór en tijdens de werkzaamheden MOET de zone gecontroleerd worden
met een specifieke koudemiddeldetector, zodat de monteur een mogelijk ge-
vaarlijke atmosfeer kan herkennen. Controleer of de lekdetector geschikt
is voor het gebruik in combinatie met ontvlambare koudemiddelen, geen
vonken veroorzaakt en afgedicht of intrinsiek veilig is.
2.
De kalibratie van elektronische lekdetectoren kan vereist zijn. Kalibreer ze,
indien nodig, in en zone waar geen koudemiddel in aanwezig is.
3.
Controleer of de detector geen potentiële ontstekingsbron is en geschikt
is voor het gebruikte koudemiddel. De detector moet ingesteld zijn op een
LFL-percentage van het koudemiddel en moet voor het gebruikte koudemid-
del zijn gekalibreerd. Het geschikte gaspercentage (maximaal 25%) moet be-
vestigd worden.
3a. De lekdetectievloeistoffen kunnen voor het merendeel van de koudemidde-
len worden gebruikt. Het gebruik van reinigingsmiddelen die chloor bevatten
MOET worden vermeden. Gevaar voor corrosie van de koperen leidingen.
4.
Elimineer open vuur als u vermoedt dat er sprake is van een lekkage.
5.
Alle ontstekingsbronnen (ook een brandende sigaret) moeten buiten bereik
worden gehouden van de plaats waar alle werkzaamheden worden verricht
waarbij ontvlambaar koudemiddel in de omringende ruimte kan vrijkomen.
6.
Controleer of de ruimte voldoende geventileerd is, voordat werkzaamheden
in het systeem worden verricht. Er moet een continue ventilatie worden ge-
waarborgd.
7.
Controleer altijd vóór elke handeling of:
• de condensors leeg zijn. Deze handeling moet veilig worden verricht om
mogelijke vonkvorming te vermijden;
• geen enkele elektrische component onder spanning staat en er geen
blootliggende kabels zijn tijdens het vullen, aftappen of spoelen van het
systeem;
• de aarding niet onderbroken is.
8.
Controleer regelmatig of de kabels niet blootgesteld wordt aan slijtage, cor-
rosie, overmatige druk, trillingen, scherpe randen of aan ieder ander nadelig
effect van de omgeving.
9.
Verricht de onderstaande standaardprocedures bij reparatiewerkzaamheden
of andersoortige werkzaamheden aan het koudemiddelcircuit:
• verwijder het koudemiddel;
NL - 5