dat de machine, door een te bruuske start, begint te
steigeren en u de macht over het stuur kwijtraakt, in het
bijzonder op hellingen.
7.5.2
Achteruitversnelling
OPMERKING
Het inschakelen van de achteruitversnelling dient
uitgevoerd te worden als de machine stilstaat.
7.5.3
Het gras maaien
1. Zet de snijgroep in de werkstand (par. 6.5).
2. De snij-inrichtingen inschakelen (par. 6.5), enkel
op het grasveld, vermijd de snij-inrichtingen in te
schakelen op grond met grind of te hoog gras.
3. Begin heel langzaam en voorzichtig te rijden en te
maaien op de grasgrond.
4. Pas de rijsnelheid, de snelheid van de messen
(indien aanwezig) en de maaihoogte aan (par. 6.4)
aan de condities van het gazon (hoogte, dichtheid
en vochtigheid van het gras) en aan de hoeveelheid
gemaaid gras.
VERWITTIGING
Wanneer het laadniveau onder de 10%-drempel zakt,
begint de eerste batterij-LED (Afb. 9.B) te knipperen.
Als het laadniveau onder de 4% komt, knippert de LED
sneller, worden de snij-inrichtingen uitgeschakeld en
moet de accu opnieuw worden ingevoerd en opgeladen.
OPMERKING
Het gazon zal er beter uitzien als het steeds op dezelfde
hoogte en afwisselend in de twee richtingen gemaaid
wordt (Afb. 14).
Schakel de snij-inrichtingen uit en breng de snijgroep
naar de hoogste stand:
• Tijdens verplaatsingen tussen werkzones
• Bij het oversteken van oppervlaktes zonder gras
• Elke keer wanneer men een hindernis moet
overkomen.
7.5.4
Tips om altijd een mooi gazon te hebben
• Voor een mooi, groen en zacht gazon is het nodig dat
het gras regelmatig gemaaid wordt. Het gazon kan
van verschillende soorten gras zijn. Bij regelmatige
maaibeurten, groeit het gras sneller, waardoor
meer wortelgroei ontstaat en een mooi dicht gazon
bekomen wordt; indien minder vaak gemaaid wordt,
wordt ook de groei van hoog en wild gras bevorderd
(klaver, margrieten, enz.).
• Het is beter het gras te maaien als het gazon goed
droog is.
• De snij-inrichtingen dienen geen gebreken te vertonen
en goed scherp te zijn, zodat het gras op de juiste
manier wordt afgesneden zonder uitgerukt te worden.
Dit kan namelijk tot vergeling van de punten leiden.
• De maaifrequentie wordt bepaald aan de hand van de
groei van het gras, waarbij vermeden moet worden
dat het gras te hoog wordt.
• In de warmste en droogste tijden van het jaar is het
beter om het gras iets hoger te laten worden zodat het
gazon niet uitdroogt.
• De optimale hoogte van het gras van een goed
verzorgd gazon bedraagt ongeveer 4-5 cm en met
een enkele maaibeurt wordt het best niet meer dan
een derde van de volledig lengte gemaaid. Als het
gras erg hoog is, raden wij aan om het gazon, met
tussenpoos van één dag, in twee keer te maaien, de
eerste keer met de snij-inrichtingen in de hoogste
stand en smallere grasstroken tegelijk maaiend en de
tweede keer met de snij-inrichtingen in de gewenste
stand (Afb. 15).
• Het gazon zal er mooier uitzien als het maaien
afwisselend, in de lengte– en in de dwarsrichting
uitgevoerd wordt (Afb. 14).
• Als de snijinrichtingen telkens met gras verstopt
geraken, is het beter om de snelheid te vertragen
zodat het maaien niet te snel gebeurt ten opzichte
van de toestand van het gazon; mocht het probleem
aanhouden dan kan het ook zijn dat de snij-
inrichtingen niet goed geslepen zijn of dat het profiel
van de vleugels vervormd is.
• Pas erg goed op bij het maaien langs struiken en
boorden. Deze kunnen de stand van de snijgroep
ontregelen en de zijkant van de snijgroep en de snij-
inrichtingen beschadigen.
7.5.5
Einde van het maaien
Na het maaien:
1. de snij-inrichtingen uitschakelen;
2. de terugweg afleggen met de snijgroep in de
hoogste stand (8).
7.6
STOPPEN
Om de machine te stoppen:
1. Laat de tractiecontrole-manipulator los om het
rijden te stoppen.
2. Schakel de machine uit door de sleutel te
verwijderen.
OPMERKING
Om de lading van de accu in stand te houden, wordt de
sleutel niet ingevoegd gelaten wanneer de machine niet
in gebruik is.
NL - 20