Installatie
De plaats van de installatie van het lasapparaat moet zorgvul-
dig worden gekozen om een goede en veilige werking. Voor
de installatie van het lasapparaat dient de gebruiker rekening
te houden met mogelijke elektromagnetische problemen in de
werkzone. Wij raden u in het bijzonder af het lasapparaat te in-
stalleren in de buurt van:
• Signaleer-, besturings- en telefoonkabels.
• Radio- en televisiezenders en -ontvangers.
• Computers of meet- en schakelinstrumenten.
• Veiligheids- en beveiligingsinstrumenten.
Het lasapparaat mag niet op een ondergrond met een helling
van meer dan 10° rusten. Deze lasapparaten zijn d.m.v. gefor-
ceerde luchtkoeling gekoeld en moeten daarom zo geplaatst
worden dat de lucht gemakkelijk door de in de kast aange-
brachte gaten kan worden aangezogen en afgevoerd. De las-
unit wordt gekenmerkt door de volgende klassen:
• Beschermingsklasse IP 23 S geeft aan dat de generator zo-
wel in gesloten ruimtes als in de open lucht gebruikt kan
worden.
• Gebruiksklasse "S" betekent dat de generator gebruikt kan
worden in ruimtes met een hoger risico op elektrische schok-
ken.
Aansluiting aan de gebruikslijn
De aansluiting van de machine op de gebruikslijn is een
handeling die uitsluitend door gekwalificeerd personeel
uitgevoerd mag worden.
Alle aansluitingen moeten tot stand gebracht worden in nale-
ving van de heersende voorschriften en in overeenstemming
met de wetten inzake de ongevallenpreventie (zie de normen
CEI 26-10 CENELEC HD 427).
Alvorens het apparaat aan te sluiten controleren of de ge-
gevens van het plaatje overeenkomen met de waarde van
de netspanning en netfrequentie en dat de hoofdschake-
laar van het apparaat op de "O" stand staat.
Deze soldeerbouten kunnen onder meerdere voedingsspannin-
gen functioneren en worden in normaal geval geleverd verbon-
den voor de hoogste op het naambordje aangegeven spanning.
Nagaan ofdat deze spanning met de netspanning corrispon-
deert, mocht dit niet het geval zijn verwijder dan het deksel en
sluit, afhankelijk van de netspanning, de overeenkomstige rode
of blauwe connector aan, zoals Fig. B laat zien.
De aansluiting aan het net dient te worden uitgevoerd met be-
hulp van de bij de soldeerbout geleverde quadripolaire kabel,
van welke:
• Drie leidingen dienen voor de verbinding van de machine op
het stroomnet.
• De vierde, geel/groen, dient om de aarde verbinding te ma-
ken.
Een genormaliseerde stekker (3p+1) met passend vermo-
gen op de voedingskabel aansluiten en een met zekerin-
gen uitgerust stopcontact of automatische schakelaar
voorbereiden; de speciale aardingsaansluitklem moet op
de aardingsklem (Geelgroen) van de voedingslijn worden
aangesloten.
Model
Geabsorbeerd vermogen @ I
Max
2
Zekeringen vertraagd (I
@ 60%)
2
U1=220V-230V-240V
U1=380V-400V-415V
Bruikbare stroom @ 35% (40°C)
Verbindingskabel net
Lengte
Doorsnede
Tabel 2
COMPACT 364
kVA
17,3
A
25
A
20
A
350
m
4
2
mm
4×2,5
34
Gasaansluiting
De eenheden worden geleverd met een drukreductor voor de
regeling van de gasdruk die tijdens het lassen gebruikt wordt
(optioneel). De gastanks moeten op het achterpaneel van de
gastankhouder van de lasmachine geplaatst worden en vast-
gezet worden met de daarvoor bestemde bijgeleverde ketting.
Ze moeten zo geïnstalleerd worden dat de stabiliteit van de
lasinstallatie niet gecompromitteerd wordt. De aansluiting van
gasfles, reductor en gasbuis die uit het achterpaneel van het
lasapparaat komt, moet uitgevoerd worden zoals in Fig. C is
aangegeven. Open de gastank en stel de stroommeter in op
ongeveer 8/12 l/min.
ATTENTIE: Controleer of het gebruikte gas compatibel is met
het te lassen materiaal.
Gebruiksvoorschriften
BEDIENINGS- EN CONTROLEAPPARATUUR (Fig. D-E)
Pos. 1
Omschakelaar met meerdere posities voor de ver-
fijnde regulering van de soldeerspanning.
Pos. 2
Groene LED. Het aangaan van deze LED duidt aan
dat het lasapparaat onder spanning klaar is om in
werking te gaan.
Pos. 3
Potentiometer voor de regeling van de draadsnelheid.
Pos. 4
Deviator lasproces:
• 2 tijden - In de stand
drukt houden tijdens de hele lascyclus.
• 4 tijden - In de stand
knop in te drukken en dan los te laten om het las-
sen te beginnen; om het weer te onderbreken is het
voldoende de knop één keer in te drukken.
Pos. 5
Potentiometer met schakelaar voor de instelling van
de puntlastijd.
Pos. 6
Potentiometer voor de instelling van de "Burn back".
Pos. 7
Potentiometer voor de regeling van de motorstart.
Indien de snelheid van de motor op de maximaal in-
stelbare waarde staat, mag het snelheidsverloop niet
onder positie 2 gekozen worden. Een beveiliging ter
bescherming van de motorborstels belemmert deze
werking.
Pos. 8
Gele LED thermostatische bescherming. Het aan-
gaan van deze LED duidt de tussenkomst aan van
de thermische bescherming. Er wordt dan buiten de
werkcyclus gewerkt (zie "Gebruiksbeperkingen").
Wacht enkele minuten alvorens verder te gaan met
het lassen.
Pos. 9
Omschakelaar op schaal voor het selecteren van de
reguleringsvelden van de soldeerspanning.
Pos. 10 Gecentraliseerde toortsaansluiting.
Pos. 11 Snelkoppeling voor de verbinding aan de massaka-
bel. Deze lasapparaten geven de mogelijkheid om
twee inductiewaarden te kiezen om het lasbad te ver-
anderen en dus de kenmerken van de generator. De
keuze wordt uitgevoerd volgens de lasstroom (van
stand
tot
toeneming).
Aansluiting van de toorts
en van de massakabel
• Het uiteinde van de achterkant van de lastoorts aan de ge-
centraliseerde aansluiting op het frontpaneel verbinden
(Pos. 10, Fig. E).
• De massakabel in de snellekoppeling doen (Pos. 11, Fig. E).
moet men de toorts inge-
is het voldoende de toorts-
brengen in geval van stroom-