Automatisch TTL-invulflitsen
Binnen de TTL-flitsfunctie wordt bij sommige camera's automatisch de sturing van
een TTL-invulflits geactiveerd: bij de LEICA R 8 / 9-modellen in de programautoma-
tiek P, bij de LEICA M 8 / M 8.
-modellen zowel bij de tijdautomatiek A en de snaps-
2
hot-automatiek S alsook bij de manual belichting. Rekening houdend met de heer-
sende helderheid zorgt de camera voor de juiste combinatie van belichtingstijd,
werkdiafragma en flitsvermogen (zie de gebruiksaanwijzing van de camera).
De TTL-invulflitsregeling kan storende schaduwen wegwerken en bij tegenlicht
voor een uitgebalanceerde belichting tussen onderwerp en achtergrond zorgen.
Aanwijzingen:
• let erop, dat tegenlichtbronnen niet rechtstreeks in het objectief schijnen – dat
zou foutieve belichtingen kunnen veroorzaken;
• een instelling voor of aanduiding van de automatische TTL-invulflitsfunctie
vindt in dit geval niet plaats.
Het instellen van de functie op de flitser (zie hiervoor ook: ‚Menusturing /
instellen van de functies', bladz. 118).
Mode
1. Roep het functiemenu
op en
TTL
2. kies
uit de lijst.
Instellingen op de camera
– De TTL-flitsfunctie wordt in alle belichtingsfuncties van de camera - Program
'P', tijdautomatiek A, diafragma-automatiek 'S' en manual M – ondersteund.
– De flitssynchronisatietijd (belichtingstijd bij flitsen) wordt, afhankelijk van de
belichtingsfunctie en het type camera, automatisch ingesteld of deze moet
met de hand worden ingesteld, zie daarvoor de gebruiksaanwijzing van de
betreffende camera (zie hiervoor ook:'Flitssynchronisatie', bladz. 124).
– De flitsparameters voor ISO, diafragma en brandpuntsafstand van het objec-
tief, c.q. de stand van de zoomreflector worden, afhankelijk van het type
camera automatisch ingesteld of ze moeten met de hand op de flitser worden
ingesteld (zie: 'Automatische /manual instelling van de parameters voor de
flitsopname', bladz. 126).
Aanduidingen in de monitor van de flitser / in de zoeker van de camera
(zie hiervoor ook: ‚Aanduidingen in de monitor', bladz. 118)
– De aanduiding van de reikwijdte (2.5) van de flitser vindt, in overeenstem-
ming met de door de camera overgebrachte, c.q. met de hand op de flitser
ingestelde flitsparameters plaats (zie: 'Automatische / manual instelling van
de opname-flitsparameters', bladz. 126).
– De flitsparaatheid en de status van een gemaakte flitsopname worden in de
zoekers van alle hier opgevoerde Leica camera's, behalve de LEICA MP ge-
signaleerd.
– Na een correct belichte opname licht gedurende ong. 3 sec. de aanduiding
van de belichtingscontrole 'o.k.' op (1.15). (Bij de LEICA M8/M8.2 vindt deze
aanduiding niet plaats)
129