Automatisch-flitsenfunctie
In de automatisch-flitsenfunctie A meet de fotosensor (1.2) van de LEICA SF 58
het door het onderwerp gereflecteerde licht. De fotosensor heeft een meethoek
van ong. 25° en meet alleen gedurende de eigen lichtuitstraling. Zodra hij vol-
doende licht heeft afgegeven, schakelt de belichtingsautomatiek de flitser uit.
De fotosensor moet op het onderwerp gericht staan.
In de monitor wordt de maximale reikwijdte (2.5) aangegeven. De kortste flit-
safstand bedraagt ong. 10 % van de maximale reikwijdte. Als u er voor zorgt
dat het onderwerp zich ongeveer in het middelste derde gedeelte van de aan-
gegeven reikwijdte bevindt, heeft de belichtingsautomatiek voldoende speel-
ruimte voor een goed belichte opname.
Het instellen van de functie op de flitser (zie hiervoor ook: ‚Menusturing /
instellen van de functies', bladz. 118)
Mode
1. Roep in het functiemenu
A
2. kies
uit de lijst.
Instellingen op de camera
– De automatisch-flitsenfunctie stelt als voorwaarde, dat de instelling van een
diafragmawaarde aan het objectief met de hand wordt gedaan; hij kan dus
alleen met de belichtingsfunctie tijdautomatiek
uitgevoerd.
– De synchronisatietijd (belichtingstijd bij het flitsen) wordt, afhankelijk van de
belichtingsfunctie en het type camera automatisch ingesteld of deze moet
met de hand worden ingesteld, zie daarvoor de gebruiksaanwijzing van de
betreffende camera (zie daarvoor ook 'Flitssynchronisatie', bladz. 124).
– De flitsparameters voor ISO en de brandpuntsafstand van het objectief, c.q. de
stand van de reflector worden, afhankelijk van het type camera, automatisch
ingesteld of ze moeten met de hand op de flitser worden ingesteld (zie: 'Auto-
matische / manual instelling van de flitsopname-parameters', bladz. 126).
op en
A
M
en manual
Aanduidingen in de monitor van de flits / in de zoeker van de camera's
(zie hiervoor ook: 'Aanduidingen in de monitor', bladz. 118)
– De aanduidingen van de reikwijdte (2.5) van de flitser vinden in overeen-
stemming met de door de camera overgebrachte, c.q. de met de hand op
flitser en objectief ingevoerde/ingestelde flitsparameters (zie: ‚Automatische /
manual instellingen van de flitsparameters', bladz. 126 plaats.
– De flitsparaatheid wordt in de zoeker van alle Leica camera's, behalve in die
van de LEICA MP weergegeven.
– Na een correcte belichting licht gedurende ong. 3 sec. de aanduiding van de
belichtingscontrole (1.15) op.
worden
130