12. Gebruik alleen flenzen die voor dit gereedschap zijn
bestemd.
13. Pas op dat u de as, de flenzen (vooral hun montage-
vlak) of de bout niet beschadigt. Beschadiging van
deze onderdelen kan zaagbladbreuk veroorzaken.
14. Zorg dat het draaibaar voetstuk goed vastgezet is,
zodat het tijdens het zagen niet kan bewegen.
15. Verwijder voor uw eigen veiligheid zaagafval, stukjes
hout e.d. van de werktafel alvorens te gaan zagen.
16. Vermijd het zagen op spijkers. Inspecteer het werk-
stuk en verwijder alle eventuele spijkers alvorens
met het zagen te beginnen.
17. Zet de asvergrendeling in de vrije stand alvorens de
trekschakelaar in te drukken.
18. Zorg ervoor dat het zaagblad in zijn laagste positie
niet in aanraking komt met het draaibaar voetstuk.
19. Houd het handvat stevig vast. Denk eraan dat de
zaag bij het starten en stoppen even op- en neer-
gaat.
20. Zorg dat het zaagblad bij het inschakelen niet in con-
tact is met het werkstuk.
21. Laat het gereedschap een tijdje draaien alvorens het
op het werkstuk te gebruiken. Controleer op trillin-
gen of schommelingen die op onjuiste installatie of
op een slecht gebalanceerd zaagblad kunnen wij-
zen.
22. Wacht totdat het zaagblad op volle toeren draait,
alvorens het werkstuk te zagen.
23. Stop onmiddellijk met zagen indien u iets abnor-
maals opmerkt.
24. Probeer niet om de trekschakelaar in de INGE-
SCHAKELD positie te vergrendelen.
25. Laat uw aandacht nooit verslappen, vooral niet wan-
neer het werk saai is en uit herhalingen bestaat.
Laat u niet door een vals gevoel van veiligheid mis-
leiden, aangezien zaagbladen altijd uiterst gevaarlijk
zijn.
26. Gebruik uitsluitend de accessoires die in deze
gebruiksaanwijzing worden aanbevolen. Het gebruik
van ongeschikte accessoires, zoals slijpschijven,
kan verwonding veroorzaken.
27. Gebruik de zaag niet voor het zagen van andere
materialen dan aluminium, hout of soortgelijk
materiaal.
28. Sluit verstekzagen tijdens het zagen aan op een
stofvanginrichting.
29. Selecteer de zaagbladen in overeenstemming
met het te zagen materiaal.
30. Wees voorzichtig wanneer u gleuven zaagt.
31. Vervang de zaagsnedeplaat wanneer deze ver-
sleten is.
32. Gebruik geen zaagbladen die van sneldraaistaal
zijn gemaakt.
33. Sommig stofafval van de zaagbediening bevat
chemicaliën die kanker, geboorteafwijkingen of
andere voortplantingsdefecten kunnen veroorza-
ken. Een paar voorbeelden van deze chemicaliën
zijn:
• llood van materiaal dat met loodhoudende inkt
is geverfd
• larseen en chroom van chemisch behandeld
timmerhout
Het gevaar van blootstelling hangt af van hoe
vaak u dit soort werk uitvoert. Om blootstelling
aan deze chemicaliën tot een minimum te beper-
ken, dient u in een goed geventileerde omgeving
te werken en gebruik te maken van goedge-
keurde veiligheidsapparatuur zoals stofmaskers
die speciaal ontworpen zijn voor het filtreren van
microscopische deeltjes.
34. Zorg altijd dat het zaagblad scherp en schoon is
om het voortgebrachte geluid tot een minimum
te beperken.
35. De gebruiker dient volledig vertrouwd te zijn met
het gebruik, de afstelling en de bediening van
het gereedschap.
36. Gebruik juist aangescherpte zaagbladen. Neem
altijd de maximale snelheid, die op het zaagblad
is aangeduid, in acht.
37. Probeer niet om afgezaagde stukken of andere
delen van het werkstuk uit het zaaggebied te ver-
wijderen terwijl het gereedschap nog draait en
de zaagkop niet in de uitgangspositie staat.
BEWAAR DEZE VOORSCHRIFTEN
INSTALLEREN
Het gereedschap op de werktafel monteren
Bij de verscheping uit de fabriek is het handvat door mid-
del van de aanslagpen in de omlaagpositie vergrendeld.
Ontgrendel de aanslagpen door het handvat ietwat
omlaag te drukken en aan de aanslagpen te trekken.
(Fig. 1)
Dit gereedschap dient op een vlak en stabiel oppervlak
te worden gemonteerd door middel van vier bouten die u
vastdraait in de boutgaten in de voet van het gereed-
schap. Hierdoor wordt voorkomen dat het gereedschap
omkantelt
en
mogelijk
(Fig. 2)
BESCHRIJVING VAN DE FUNCTIES
LET OP:
• Controleer altijd of het gereedschap is uitgeschakeld
en zijn stekker uit het stopcontact is verwijderd alvo-
rens de functies op het gereedschap te controleren of
af te stellen.
Veiligheidskap (Fig. 3 en 4)
Wanneer het handvat omlaag wordt gebracht, gaat de
veiligheidskap automatisch omhoog. De veiligheidskap
keert terug naar haar oorspronkelijke positie wanneer het
zagen is voltooid en het handvat omhoog wordt gebracht.
ZET DE BESCHERMKAP NOOIT VAST EN VERWIJ-
DER NOOIT DE BESCHERMKAP OF DE VEER DIE
ERAAN IS BEVESTIGD.
Voor uw persoonlijke veiligheid dient de veiligheidskap
altijd in goede staat te worden gehouden. Elke onregel-
matigheid in de werking van de veiligheidskap dient
onmiddellijk te worden hersteld. Controleer of de veer
goed werkt zodat de veiligheidskap goed terugkeert.
GEBRUIK HET GEREEDSCHAP NOOIT WANNEER DE
VEILIGHEIDSKAP
OF
DEFECT, OF VERWIJDERD ZIJN. DIT IS NAMELIJK
BIJZONDER GEVAARLIJK EN KAN ERNSTIGE VER-
WONDINGEN VEROORZAKEN.
verwondingen
veroorzaakt.
DE
VEER
BESCHADIGD,
67