Druk op de OK-knop om het bericht te sluiten.
Het wordt aangeraden het product op te laden. (Zie
7.1.)
5.5.17. PC-verbinding
Het product kan op een PC worden aangesloten voor
een interface met de compatibele software die wordt
beschreven in hoofdstuk 4. Bijbehorende apparatuur.
Raadpleeg de bijbehorende handleidingen.
5.5.18. Slave-configuratie
NB: Er kan maar één master aanwezig zijn
in elk configuratie. Schakel de slaves altijd in vóór de
master. Een sensor wordt altijd gezien als slave.
De modus slave-configuratie is een geavanceerde
modus waarmee u diverse displaytoestellen bij elkaar
kunt voegen, bijvoorbeeld twee draagbare dynafor™
HHD-toestellen.
Het
slave-displaytoestel
informatie die door het master-toestel wordt verzonden.
Om dit te doen zet u het product in de slave-modus
in het submenu Parameters - Algemeen. (Zie 5.5.8.2.)
Het product start opnieuw op na het sluiten van het
submenu. Als het product wordt ingeschakeld toont het
laadscherm M voor Master en S voor Slave.
Het is vervolgens niet meer mogelijk om toestellen te
verbinden met het slave-toestel of om de sensormodi
te beheren.
herhaalt
vervolgens
de
De master-displayeenheid kan de verbinding tot stand
brengen (zie 5.5.11.1) en zoekt het slave-toestel.
De master-displayeenheid kan de netwerkconfiguratie
uitvoeren. (Zie 5.5.11.2.)
Het slave-product geeft vervolgens de sensoren weer
die zijn geconfigureerd op het master-toestel.
NB: Alle andere functies (TARE, piekbelasting
en drempels, enz.) zijn toegankelijk.
NB: Als het master-toestel is uitgeschakeld
verliest het slave-toestel de verbinding en geeft het
'XXXX' weer.
NB: Als het slave-toestel is uitgeschakeld en
vervolgens weer wordt ingeschakeld geeft het 'XXXX'
weer. De assemblage van producten (slave(s), dan
master) moet opnieuw worden geïnitialiseerd.
NB: Als een slave-toestel wordt uitgeschakeld
heeft dit geen invloed op het master-toestel.
5.6. Het product uitschakelen
Om het product uit te schakelen, houdt u de aan/
uitknop drie seconden ingedrukt, zonder hier te hard op
te drukken.
NB: Het product uitschakelen zorgt er niet voor
dat de sensor uit gaat.
5.7. De-installatie van de bijbehorende
sensor(en).
Zorg er bij het de-installeren van de sensoren voor dat
alle trekkrachten van tevoren zijn verwijderd.
Reinig het product en bewaar het volgens de
hoofdstukken 7.2. Autres vérifications en 8.Transport
et stockage
NL
69