SOORT STORING
Onregelmatige draadaanvoer.
Verlaagd lasvermogen
Poreuze of sponsachtige lassen.
Poreuze of sponsachtige lassen.
Toevoer van gas kan niet
stopgezet worden.
Drukken op de kraan van de gas-
brander heeft geen enkel effect.
ALGEMEEN ONDERHOUD
MOGELIJKE OORZAKEN
Overmatig afremmen van het asje.
Geoxideerde, slecht opgewonden draad van la-
gere kwaliteit met verwarde of overlappende
windingen, etc.
Aardingskabel is niet aangesloten.
Losse of losgeraakte verbinding in de schake-
laar.
Defecte magneetschakelaar.
Defecte gelijkrichter.
Geen gas.
Gebruik een geschikt scherm. Verhoog, indien
nodig, de druk van de gastoevoer.
Gaslekkage vanwege gebarsten aansluitslan-
gen.
Controleer en vervang de defecte onderdelen.
Defecte drukregelaar.
Lage kwaliteit van gas of draad.
Versleten of vervuild solenoide ventiel.
Defecte gasbranderkraan, niet aangesloten of
beschadigde bedieningskabels.
Doorgebrande zekering.
Defecte hoofdschakelaar.
Defecte elektronische schakeling.
CONTROLE EN HERSTEL
Zet de rem wat losser met behulp van de stelschroef.
Herstel dit door het verwijderen van de foute windingen.
Indien het probleem aanhoudt, de spoel met draad vervangen.
Controleer of de kabelaansluiting in goede staat is en overtuig U er-
van, dat de klemmen stevig vastzitten aan de werkplek, die niet roes-
tig, geolied of geverfd mag zijn.
Controleer, draai aan of vervang indien nodig.
Controleer de staat van de contacten en de mechanische werking van
de magneetschakelaar.
Controleer visueel op sporen van verschroeiing/brand. Indien aan-
wezig, gelijkrichter vervangen.
Controleer op de aanwezigheid van gas of de druk van de gastoevoer.
Schuine kanten op de plaats van de las.
Verstopte gaatjes in de verstuiver
Reinig de verstopte gaatjes met perslucht.
Solenoide ventiel is geblokkeerd.
Controleer de werking van het solenoide ventiel en de elektrische
verbinding.
Controleer de werking door het verwijderen van het slangetje die de
drukregelaar en de energiebron met elkaar verbindt.
Het gas moet uitzonderlijk uitgedroogd zijn, vervang de gasfles of ge-
bruik een ander soort draad.
Haal het solenoide ventiel uit elkaar; maak de opening en het afdicht-
ingsringetje schoon.
Demonteer de stekker van de branderaansluiting en sluit de polen ko-
rt; indien het apparaat nu juist werkt, controleer dan de kabel en de
gasbranderkraan.
Vervang deze door een nieuwe van dezelfde klasse.
Maak hem schoon met perslucht. Overtuig Uzelf ervan, of de draden
goed vastzitten, indien nodig de schakelaar vervangen.
Vervang de schakeling.
6 NL
NL