9.1.5 Relaisuitgangen
De aansluiting van de relaisuitgangen is afhankelijk
N.B.
van de toepassing en aanwezige actuatoren.
•
Onderdrukking van interferentie is vereist voor inductieve
belastingen (ook relais en contactors).
•
Wanneer dit niet mogelijk is moeten de relaiscontacten zoals
hieronder beschreven met een veiligheidsschakeling worden
beveiligd.
Bij wisselspanning
Max. stroom
Condensator C
60 mA
10 µF, 275 V
70 mA
47 µF, 275 V
150 mA
100 µF, 275 V
1,0 A
220 µF, 275 V
1
1
K1
K2
L
N
230 V AC /
115 V AC
Afb. 16 Elektrische aansluiting van de elektronica
9.1.6 Bevestiging van de sensor in de doseerkop
•
De sensor van onder af in de opening van de doseerkopflens
schroeven (M14 x 1,5).
– Nu is de membraanlekkagesensor gereed voor opstarten.
Afb. 17 Bevestiging van de sensor in de doseerkop
Weerstand R
390 Ω , 2 W
22 Ω , 2 W
47 Ω , 2 W
47 Ω , 2 W
S1
1
1
1
1
1
K3
K4
K5
K6
K7
PE
PE
N
Contact 1 (niet zwevend
230 V AC / 115 V AC)
Bij gelijkspanning
•
Vrijloopdiode parallel aan relais of contactor schakelen.
DC +
-
Afb. 15 Onderdrukkingscircuit DC/AC
Voorzie relaisuitgangen ter plekke van een geschikte
Voorzichtig
geschikte zekering!
Deze aansluitingen hangen van het gebruikte type
instelorgaan af en worden alleen als richtlijn gege-
N.B.
ven. Zie de documentatie van het instelorgaan.
S2
1
1
1
1
Groen Geel
K8
K9
K10
Contact 2
(zwevend)
AC
R
C
1
1
Wit
Sensor
125