Monitor-Uitgangskanaal Instellen; Effecten Toevoegen; Gebruik Van De Interne Effectengenerator; Extern Effectenapparaat - IMG STAGELINE MMX-82UFX Manual De Instrucciones

Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 34
het geluidsvolume van de subgroepsignalen
in met de schuifregelaars SUB 1 en 2 (24) .
6) Zie hoofdstuk 5 .5 voor het toevoegen van
effecten .
7) Om het ingangssignaal van de jacks TAPE IN
(23) en van de USB-aansluiting (45) naar het
mastersignaal te schakelen, drukt u op de
toets TAPE / USB TO MIX (41) .
Opmerking: Als tijdens een opname via de jacks
TAPE OUT of via de USB-aansluiting het opname-
signaal als ingangssignaal naar de jacks TAPE IN of
de USB-aansluiting wordt gestuurd, dan mag de
toets TAPE / USB TO MIX niet ingedrukt zijn, omdat
er zich anders een terugkoppeling voordoet .
8) Met de schuifregelaars MASTER stelt u het
uiteindelijke volume van het mastersignaal
in met inachtneming van de uitsturingsled's
(38) . Om deze het niveau van het mastersig-
naal te laten weergeven, drukt u op de toets
MASTER MIX (32) . Daarbij moeten alle toet-
sen SOLO (2, 29) voor de beluisteringsfunctie
uitgeschakeld zijn . [Als een van de toetsen
SOLO ingedrukt is, licht de led onder de toets
PFL /AFL (40) op .] Bij oversturing lichten de
rode led's CLIP van de niveauweergave op;
plaats de schuifregelaars MASTER overeen-
komstig terug .
9) Om een kanaal te dempen, bv . tijdens een
speelpauze, drukt u op de toets MUTE (6, 25) .
Ter controle licht de LED onder de toets op .

5.4 Monitor-uitgangskanaal instellen

De monitorinstallatie voor de geluidsregeling
op het podium moet op de jack AUX SEND 1
(55) van het uitgangskanaal 1 aangesloten zijn .
1) Bij de kanalen waarvan het signaal naar het
monitorkanaal gestuurd wordt, drukt u op
de toets PRE (10) om het signaalafnamepunt
voor het monitorkanaal naar pre-fader om
te schakelen .
2) Draai de regelaar AUX SEND MASTER 1 / MON
(30) voor het totale geluidsvolume van het ge-
mengde monitorsignaal zo ver open dat het
monitorsignaal bij de volgende instellingen
goed hoorbaar is via de monitorinstallatie .
3) Meng met de regelaars AUX SEND 1 / MON
(11) de kanaalsignalen naar het monitor-
kanaal: Draai de regelaars volgens het ge-
wenste onderlinge geluidsvolume van de
kanalen open .
4) Met de regelaar RETURN TO AUX 1 (37) kunt
u het effectsignaal van de interne effecten-
generator naar het monitorkanaal 1 mengen
of het signaal van de jacks FX RTN (57), als
hierop een apparaat is aangesloten .
5) Als u het monitorkanaal via een hoofdtele-
foon of een regie-monitorinstallatie wilt be-
luisteren, en de uitsturingsled's (38) moeten
het monitorsignaal aangeven, druk dan op de
toets SOLO (29) naast de regelaar AUX SEND
MASTER 1 / MON (30),
Nummer Naam
00 – 09
VOCAL
10 – 19
SMALL ROOM
20 – 29
LARGE HALL
30 – 39
ECHO
40 – 49
ECHO + VERB
50 – 59
FLANGE + VERB
60 – 69
PLATE
70 – 79
CHORUS + GTR
80 – 89
ROTARY + GTR
90 – 99
TREMOLO + GTR Gitaareffect: Tremolo
Afb . 7 Effectenoverzicht
32

5.5 Effecten toevoegen

5.5.1 Gebruik van de interne
Met de interne effectengenerator kunnen 100
verschillende effecten gegenereerd worden die
naar de masterkanalen en naar het uitgangs-
kanaal 1 gemengd kunnen worden . Als effec-
tenkanaal voor de effectengenerator dient het
uitgangskanaal 2 .
Belangrijk: Bij gebruik van de effectengenerator
mag de ingang FX RTN (57) niet in gebruik zijn .
Bij aansluiting van de beide jacks wordt de sig-
naalweg van de interne effectengenerator naar
de masterkanalen en naar het uitgangskanaal 1
onderbroken .
1) Om de navolgende effectinstellingen te
laten horen, plaatst u de regelaars AUX SEND
MASTER 2 / FX (28) en FX RETURN (27) eerst
ongeveer in de middelste stand .
2) Draai de knop FX SELECT (43) links- of
rechtsom tot het nummer van het gewenste
effect (
rend op het display (44) verschijnt . Bevestig
de keuze door op de knop te drukken: het
nummer stopt met knipperen, het effect is
ingeschakeld .
3) Meng met behulp van de regelaars AUX
SEND 2 / FX (9) de signalen van de ingangs-
kanalen naar het effectenkanaal . Het signaal
wordt na de schuifregelaar (1) afgenomen,
d . w . z . dat de effectsterkte van een kanaal
steeds in verhouding is tot het ingestelde
kanaalniveau .
4) Stel het niveau van alle op het effectenkanaal
gemengde signalen in met de regelaar AUX
SEND MASTER 2 / FX (28) . De signalen wor-
den naar de ingang van de effectengenerator
gestuurd en zijn ook beschikbaar op de jack
AUX SEND 2 (55) .
dient bij ingeschakelde effectengenerator als
oversturingsled . Hiermee kunt u de uitsturing
grof regelen . Als de led oplicht, draait u de
regelaar AUX SEND MASTER 2 / FX overeen-
komstig terug .
5) Meng het effectsignaal met de regelaar FX
RETURN (27) naar de masterkanalen; en met
de regelaar RETURN TO AUX 1 (37) mengt u
het effectsignaal desgewenst ook naar het
uitgangskanaal 1 .
6) De effectengenerator kan met een op de
jack FOOT SWITCH (51) aangesloten voet-
drukknop en met de toets MUTE (42) uit- en
opnieuw ingeschakeld worden (de toets ver-
grendelt niet) . Als hij uitgeschakeld is, licht ter
controle de led PEAK boven de toets MUTE .

5.5.2 Extern effectenapparaat

Het effectenapparaat moet via een Aux-Send-
 hoofdstuk 5 .6 .
uitgang en een Aux-Return-ingang (of lijningang
Effect
Nagalmeffect, bijzonder geschikt voor zangtoepassingen
Nagalmeffect: Simulatie van een kleine tot middelgrote ruimte
Nagalmeffect: Simulatie van een grote zaal
Echo-effect
Combinatie van echo-effect en nagalmeffect
Combinatie van flanger-effect en nagalmeffect
Simulatie van een klassieke, helder klinkende galmplaat
Gitaareffect: Chorus
Gitaareffect: Rotary (Leslie-effect)
effectengenerator
 afb . 7 Effectenoverzicht) knippe-
De led PEAK boven de toets MUTE (42)
van een vrijgegeven ingangskanaal) aangesloten
zijn,
 hoofdstuk 4 .2 .2 .
1) Om de navolgende effectinstellingen te la-
ten horen, plaatst u de overeenkomstige uit-
gangs- en ingangsregelaar eerst ongeveer in
de middelste stand:
overeenkomstig de gebruikte uitgang
regelaar AUX SEND MASTER 1 / MON (30)
of
regelaar AUX SEND MASTER 2 / FX (28)
overeenkomstig de gebruikte ingang
regelaar AUX RTN (31)
of
regelaar FX RETURN (27)
of
schuifregelaar (1) van het overeenkomstige
ingangskanaal
2) Als het effectenapparaat op de ingang AUX
RTN (56) aangesloten is, legt u met de toets
MASTER / SUB 1-2 (39) vast, of het effect-
signaal naar de masterkanalen (toets uitge-
schakeld) of naar de subgroepkanalen (toets
ingedrukt) gestuurd moet worden .
3) Afhankelijk van welk uitgangskanaal als ef-
fectenkanaal gebruikt wordt, mengt u met
de regelaars AUX SEND 1 / MON (11) of met
de regelaars AUX SEND 2 / FX (9) de kanaal-
signalen naar het effectenkanaal . Met deze
regelaars kunt u voor elk kanaal afzonderlijk
de gewenste effectintensiteit instellen .
Indien het uitgangskanaal 1 als effecten-
kanaal gebruikt wordt, moeten de toetsen PRE
(10) uitgeschakeld zijn (instelling post-fader) .
Opmerking: Als het effectenapparaat op de
lijningang van een ingangskanaal is aangeslo-
ten, draait u de regelaar AUX SEND 1 of 2 van
het bewuste kanaal volledig terug, omdat er zich
anders een terugkoppeling voordoet .
4) Met de respectieve uitgangsregelaar AUX
SEND (28, 30) stelt u het niveau van het uit-
gangssignaal op het effectenkanaal zo in, dat
het effectenapparaat niet overstuurd wordt .
Met de toets SOLO (29) naast de AUX-
SEND-regelaar kunt u het effectenkanaal via
de hoofdtelefoon of een regie-monitorinstal-
latie beluisteren en via de uitsturingsled's (38)
controleren,
5) Het signaal dat van het effectenapparaat
komt, voegt u toe met de respectieve in-
gangsregelaar; hiermee kunt u de effect-
intensiteit voor alle kanalen samen instellen:
− Als het effectenapparaat op de ingang AUX
RETURN (56) is aangesloten,
mengt u het effectsignaal met de regelaar
AUX RTN (31) naar de masterkanalen of
naar de subgroepkanalen (afhankelijk van
de stand van de toets MASTER / SUB 1-2) .
− Als het effectenapparaat op de ingang FX
RTN (57) is aangesloten,
mengt u het effectsignaal met de regelaar
Parameter
uitklinktijd 0,8 – 0,9 s, pre-delaytijd 10 – 45 ms
uitklinktijd 0,7 – 2,1 s, pre-delaytijd 20 – 45 ms
uitklinktijd 3,6 – 5,4 s, pre-delaytijd 23 – 55 ms
vertragingstijd 145 – 205 ms
vertragingstijd 208 – 650 ms, uitklinktijd 1,7 – 2,7 s
snelheid 0,8 – 2,52 Hz, uitklinktijd 1,5 – 2,9 ms
uitklinktijd 0,9 – 3,6 s
snelheid 0,92 – 1,72 Hz
modulatiediepte 20 – 80 %
snelheid 0,6 – 5 Hz
hoofdstuk 5 .6 .

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Este manual también es adecuado para:

20.2830

Tabla de contenido