Netwerk Instellen; Wifi En Lan/Ethernet Instellen - Ambu aView 2 Advance Instrucciones De Uso

5. Netwerk instellen

Gebruik altijd een beveiligd netwerk bij het verwerken van beelden en patiëntgegevens.
Zie technische gegevens over de configuratie van LAN en wifi in bijlage 3. Cyberbeveiliging.

5.1. Wifi en LAN/Ethernet instellen

Voor het importeren van een werklijst of het overbrengen van beelden moet de weergave-
eenheid via wifi- of LAN/Ethernet-kabel met het netwerk zijn verbonden. De weergave-eenheid
ondersteunt WPA-, WPA2- en WPA2 Enterprise-verificatie. Wifinetwerken die de gebruiker naar
een aanmeldingswebpagina doorsturen, worden niet ondersteund.
5.1.1. De weergave-eenheid voor wifiverbinding instellen:
• Druk op het tabblad Instellingen (Settings) en druk dan op
Configuratie (Setup) 1 .
• Druk op Netwerk instellen (Network setup) 2 .
• Druk op de schuifregelaar AAN/UIT (ON/OFF) om de wifi in te
schakelen 3 (gaat over op groen).
• Indien dit in het wifinetwerk van uw organisatie wordt vereist,
drukt u op het invoerveld naast Hostnaam (Hostname) 4
en voert u de hostnaam in.
Opmerking: De hostnaam wordt verstrekt door de IT-beheerder van uw organisatie
en wordt gebruikt om de weergave-eenheid in het wifinetwerk te identificeren. De
hostnaam kan uit 1-63 tekens bestaan, exclusief punten, en mag cijfers en hoofd- of
kleine letters (A-Z/a-z) bevatten. U kunt geen koppelteken als eerste of laatste teken gebruiken.
• Druk op Configureren
(Configure) 5 en wacht terwijl
de weergave-eenheid naar
beschikbare netwerken zoekt.
Opmerking: Als er eerder een
wifinetwerk ingesteld is geweest, drukt u
op Een nieuw netwerk configureren
(Configure a new network).
5.1.2. Wifinetwerk instellen met WPA/WPA2-verificatie:
• Selecteer het gewenste
wifinetwerk in de lijst.
• Voer het wachtwoord in en druk
op Opslaan (Save) 6 en druk
vervolgens op Verbinden
(Connect).
• Wanneer de verbinding tot stand is
gebracht, verschijnt er een wifisymbool
• Als u een automatische verbinding met een eerder gebruikt wifinetwerk wilt inschakelen,
drukt u op de schuifregelaar AAN/UIT (ON/OFF) naast Automatisch verbinden
(Connect automatically) 7 (schakelt over naar groen).
262
5
2
in de werkbalk.
1
3
4
7
6