4. OBD-II-diagnostiek
OPGELET: Verbind of ontkoppel geen testapparatuur wanneer er
stroom is of de motor draait.
1) Zet het contact af.
2) Zoek de 16-pins datalinkconnector (DLC) van het voertuig.
3) Sluit de connectorkabel van de diagnostische tool aan op de DLC van het
voertuig.
4) Schakel het contact in. De motor mag al dan niet draaien.
5) Druk op ENTER om het hoofdmenu te openen en op de knoppen
OMHOOG/OMLAAG om OBD-II te selecteren in het menu.
6) Druk op ENTER om te bevestigen.
Als het bericht "ERREUR DE CONNEXION! " (fout bij de verbinding)
op de display verschijnt:
- Controleer of het contact is ingeschakeld;
- Controleer of de OBD-II-connector van de diagnostische tool correct is
aangesloten op de DLC van het voertuig;
- Zet het contact uit en wacht ongeveer 10 seconden. Zet het contact
opnieuw aan en herhaal de procedure vanaf stap 5.
4.1 Diagnostisch menu
De codes die zijn opgeslagen met betrekking tot de emissies zijn
permanente codes die het storingsindicatielampje (MIL) laten oplichten.
De stand-bycodes zijn standaard- of tijdelijke codes die het storingsindi-
catielampje (MIL) niet laten oplichten.
1) Selecteer OBD-II in het hoofdmenu en druk op ENTER, zoals hieronder:
,! -
?
29
.!
$
'
(
("
NL