Selco WF 115 Instrucciones De Uso página 83

7 ALGEMENE INFORMATIE OVER HET
LASSEN MET CONTINUE DRAADTOEVOER
7.1 Inleiding
Een MIG systeem bestaat uit een gelijkstroom generator, een
toevoereenheid en een draadspoel, een toorts en gas (Fig.4).
Fig.4 Handbediende lasinstallatie
De stroom wordt op de boog overgebracht door middel van de
afsmeltende elektrode (draad met positieve polariteit); in deze
procedure wordt het gesmolten metaal door de boog
overgebracht op het te lassen werkstuk. De draadtoevoer is
nodig om de gesmolten toevoegdraad tijdens het lassen aan te
vullen.
7.1.1 Werkmethoden
Bij het lassen onder beschermend gas, bepalen de wijzen
waarop de druppels van de elektrode loslaten twee
overdrachtsystemen. Bij
"KORTSLUITBOOGLASSEN (SHORT-ARC)" genoemd, komt de
elektrode direct in aanraking met het lasbad, waardoor er dus
een kortsluiting veroorzaakt wordt waarbij de draad als zekering
optreedt en de boog onderbroken wordt, vervolgens gaat de
boog weer branden en herhaalt de cyclus zich (Fig. 2a).
Fig.5 SHORT cyclus (a) en SPRAY ARC lassen (b)
Een andere methode voor de overdracht van de druppels vindt
plaats bij het zogenoemde "SPROEIBOOGLASSEN (SPRAY-
ARC)", waarbij de druppels van de elektrode loskomen en pas
later in het smeltbad terecht komen (Fig. 2b).
de eerste methode,
7.1.2 Lasparameters
Door de zichtbaarheid van de boog hoeven de regeltabellen
niet zo streng door de lasser in acht genomen te worden daar
deze direct het smeltbad kan controleren.
- De spanning beïnvloedt direct het aspect van de slak, maar
de afmetingen van het gelaste oppervlak kunnen gevarieerd
worden naar gelang de behoeften, door met de hand de
beweging van de toorts te beïnvloeden zodat er variabele
afzettingen verkregen worden met constante spanning.
- De draadsnelheid staat in verhouding tot de lasstroom.
In de figuren 6 en 7 worden de verhoudingen getoond die
tussen de verschillende lasparameters bestaan.
Fig.6 Diagram voor de optimale keuze van de beste werkkarak-
teristiek.
Fig.7 Verhouding tussen de draadsnelheid en de stroomsterkte
(smeltkarakteristiek) in functie van de diameter van de draad.
83