5.2.1 NOODRIJSYSTEEM
De maaier is voorzien van een speciaal noodrijsysteem dat het mogelijk maakt de motor in een noodsituatie te starten en de maaier
terug te rijden in het geval van een storing van het elektrisch systeem die maakt dat de maaier niet kan worden gestart nadat aan de
startcondities is voldaan, zie hierboven.
Procedure voor het activeren van het noodrijsysteem:
ga op de stoel zitten
trap het rempedaal in
draai de sleutel in de schakelkast in de stand 'Ignition on' (Contact aan) (elektrische circuits aangesloten)
Druk 5 keer op de knop R
Vervolgens kunt u de maaier starten en naar een plaats rijden waar transport naar een servicecentrum mogelijk is. In de noodrijstand
kan het maaimechanisme niet worden ingeschakeld!
5.3
DE MOTOR UITSCHAKELEN
a) Zet de gashendel in de stand 'MIN'.
b) Schakel het maaimechanisme, als dat is ingeschakeld, uit door de schakelaar omlaag te drukken.
c) Zet de motor uit door de contactsleutel in de stand 'STOP' te draaien en neem de sleutel uit het contact.
Laat de motor, als deze zeer heet is, enige tijd op het minimum toerental draaien.
Stop de motor nooit door alleen maar uit de stoel op te staan, terwijl u de sleutel in het contact laat zitten in de stand
'ON', omdat dit tot een elektrische storing kan leiden.
Zet de sleutel altijd in de stand 'OFF' en haal de sleutel uit het contact. Zo voorkomt u dat de maaier wordt gestart
door onbevoegden of door kinderen.
Voordat u het contact uitschakelt, verlaagt u het motortoerental om te voorkomen dat de motor zelfontbrandt. Als
u geen gevolg geeft aan deze instructie, kan dat leiden tot beschadiging van de motor en van de uitlaat.
Maak nooit de accukabels los terwijl de motor draait! Hierdoor zou het regelmechanisme van de motor beschadigd
kunnen raken.
5.3.1 VAN DE MACHINE STAPPEN TERWIJL DE MOTOR LOOPT
Als u de maaier gedurende enige tijd wilt of moet verlaten (bijv., om obstakels te verwijderen, enz.) en u wilt daarna verder gaan met
maaien, kunt u van de machine stappen en de motor laten draaien. De accu van de maaier wordt dan gespaard.
Voorwaarden voor het van de maaier stappen terwijl de motor draait:
het maaimechanisme is uitgeschakeld
de gashendel staat in de stand 'MIN'
de versnelling staat in neutraal en de handrem is ingeschakeld (het indicatielampje van de rem brandt)
5.4
HET MAAIMECHANISME IN- EN UITSCHAKELEN
5.4.1 HET MAAIMECHANISME INSCHAKELEN
Zet de gashendel in de stand 'MAX'.
Stel met de hendel voor de hoogte-afstelling van het maaimechanisme het maaimechanisme af en daarbij de maaihoogte in.
Zet de aan/uit-schakelaar voor het maaimechanisme in de stand 'ENGAGED' (INGESCHAKELD).
Voorwaarden voor het inschakelen van het maaimechanisme:
- de bestuurder zit op de stoel van de maaier
- de grasopvangbak, de afbuiginrichting of het deksel van de afvoerbuis is geïnstalleerd
- de schakelaar AUT/MAN (optionele accessoire) staat in de stand 'AUT' en de grasopvangbak is leeg
- de schakelaar AUT/MAN (optionele accessoire) staat in de stand 'MAN'.
231