Verwijder de beschermkappen van de drukaansluiting en de fl owaanslui-
ting. Bewaar de beschermkappen op een veilige plaats voor later her-
gebruik.
Het product is alleen bestemd voor de gassen aangegeven op de pro-
ductetiketten.
VERBINDING MET HET VENTIEL VAN DE MEDICINALE GASFLES
Het lagedruk ventiel mag alleen in de aangegeven stand verbonden wor-
den. De aangegeven nulstand ("0") op de draaikop moet in de stand naar
boven wijzen (12 uur).
LEKKAGE TEST VOOR GEBRUIK
Voor het verbinden van het lagedrukventiel aan het uiteinde van de aan-
sluitende verbinding van medische gassen aan de medicinale reductie-
ventiel kontroleer visueel op lekkage:
•
inlaatverbinding lagedruk regulatieventiel aan het uiteinde van het li-
chaam of aan het medicinale reductieventiel,
•
uitlaatverbinding op het lichaam van het lagedruk regulatieventiel,
•
gebruikersaansluitingen.
Als er lekken worden ontdekt, verdergaan volgens de aanwijzingen van
„Hoofdstuk 6.3" en het ventiel opsturen naar GCE voor controle.
WERKINGSTEST VOOR GEBRUIK
•
Controleer of bij elke stand een gasstroom optreedt (bijvoorbeeld door
geluid of de aantwezigheid van bubbels in een bevochteger).
•
Zet de draaiknop terug in de nulstand "0".
6.2. VERBIDNING EN GEBRUIK AANSLUITINGEN
LIJST MET BEKENDE ACCESSOIRES
De volgende accessoires kunnen worden aangesloten op de aansluiting:
•
Bevochtiger, Zuurstofslang voor ademmaskers of neusbrillen, gasspaar-
der, vernevelaar.
Controleer vóór het aansluiten van een accessoire of medisch hulpmid-
del op de lagedruk regelaar of de accessoire of het medisch hulpmiddel
geschikt is voor het aansluiten op dat product en voor deze prestatie-
gegevens.
VERBINDING VAN DE DRUKUITLAAT
Controleer vóór het aansluiten van een accessoire op de fl owaansluiting
of er geen patiënt is aangesloten.
•
Zorg dat de slang/bevochtiger compatibel is met de drukuitlaat.
•
Verbindt de slang aan de drukuitlaat van het reductieventiel/schroef de
bevochtiger.
•
Zorg voor de juist positie van de slang/bevochtiger.
63/147
NL