Wanneer MBe is ingeschakeld, zijn er meer bedieningsmogelijkheden beschikbaar:
• L/R Flip (L/R kantelen) kantelt het betreffende gebied (het vlak) horizontaal op het
beeld.
Om het gehele beeld te heroriënteren, gebruikt u het bedieningselement
Oriëntatie
.
• De hoekinstellingen Shallow (Klein), Medium (Gemiddeld) of Steep (Groot) geven
de gehelde rand aan van het vlak. Deze rand wordt aangeduid met een gestippelde
lijn.
• Lineaire transducer: gebruik de instelling die de beste loodrechte stand ten
opzichte van de gestippelde lijn geeft. Binnen het betreffende gebied geldt dat
hoe dichter een lineaire structuur de loodlijn ten opzichte van de gestippelde lijn
benadert, hoe meer het gebied verbeterd. Hoe verder een lineaire structuur van
de loodlijn ten opzichte van de gestippelde lijn is verwijderd (en dus meer
richting parallel gaat), hoe minder het gebied wordt verbeterd.
• Boogarray-transducer: gebruik Shallow (Klein) voor de beste verbetering voor
een lineaire structuur met een hoek van 30° of minder ten opzichte van het
oppervlak van de transducer. Gebruik Medium (Gemiddeld) voor een lineaire
structuur met een hoek van 30-40°. Gebruik Steep (Groot) voor een lineaire
structuur met een hoek van 40° of groter.
The bedieningstoets voor de huidige selectie is omlijnd.
• Off (Uit) schakelt MBe uit. MBe tijdelijk uitschakelen kan u helpen artefacten en
andere niet-relevante structuren te identificeren.
• Back (Terug) brengt u terug naar het vorige scherm. Als MBe is ingeschakeld, is MBe
in groen gemarkeerd en verschijnt er MBe in het gebied Mode Data
(Modusgegevens). Door nogmaals op MBe te drukken worden de
MBe-bedieningselementen opnieuw weergegeven.
Alleen beschikbaar bij de volgende onderzoeken: borst, spieren, zenuw, kleine
lichaamsdelen, vasculair onderzoek (alleen L25x) en veneus onderzoek (alleen L25x).
Als MBe is ingeschakeld, is het bedieningselement MB niet beschikbaar.
85