Mover® SR Version 2
Inhoudsopgave
Accu's .................................................................................. 41
Onderhoud ......................................................................... 42
Inspecties ............................................................................ 42
Toelating ............................................................................. 44
Plaatskeuze ......................................................................... 45
Aansluitschema ................................................................... 48
Functiecontrole ................................................................ 49
Waarschuwingen ................................................................ 49
Gebruikte symbolen
Dit symbool wijst op mogelijke gevaren.
Aanwijzing met informatie en tips.
Veiligheidsaanwijzingen
-
Voor het eerste gebruik van de Mover® op vrij terrein oefe-
nen, om zich vertrouwd te maken met de functies van
de afstandsbediening resp. van de Mover®.
-
Voor elk gebruik van de Mover® banden en aandrijfrol-
len controleren; eventueel scherpe stenen en dergelijke
verwijderen.
-
Tijdens gebruik van de Mover® mogen zich geen personen
in de caravan bevinden.
-
In het werkbereik van de Mover® mogen geen personen
(met name kinderen) verblijven.
-
Bij de werking van de Mover® moet erop gelet worden dat
er geen haar, ledematen, kleding of andere aan het lichaam
aanwezige delen van beweegbare en / of roterende onder-
delen (bijvoorbeeld aandrijfrollen) vastgegrepen kunnen
worden.
40
-
Bij rangeren mag de afstand tussen draadloze afstandsbe-
diening en het midden van de caravan niet meer dan 10 m
bedragen!
-
Bij functiestoringen handrem aantrekken.
-
Om kantelen van de caravan te vermijden, bij het rangeren
op hellingen de dissel naar beneden (bergaf) richten.
-
Na het rangeren altijd eerst de handrem aantrekken, de
aandrijfrollen van de band wegzwenken en de wielen
(met name op hellende vlakken!) blokkeren. De Mover® is
niet geschikt als parkeerrem voor de caravan.
-
De draadloze afstandsbediening absoluut goed opbergen,
zodat onbevoegden (daarbij vooral op kinderen letten!) er
geen gebruik van kunnen maken.
-
Trek de caravan nooit met aangelegde aandrijfrollen, aan-
gezien dit kan leiden tot schade aan de band, het trekkende
voertuig en de aandrijfeenheden.
-
Alle wielen en banden op de caravan moeten van dezelfde
maat en hetzelfde type zijn.
-
Om een correct functioneren van de Mover® te waarborgen,
moet de afstand tussen banden en weggezwenkte aan-
drijfrollen 20 mm bedragen. Alle banden moeten - volgens
gegevens van de fabrikant - dezelfde bandendruk hebben
(controleer dit regelmatig!). Door slijtage van de banden
of montage van nieuwe banden is eventueel een nieuwe
instelling van de afstand aandrijfrollen / banden nodig (zie
„Montage van de aandrijfelementen").
-
Bij het opbokken mag de Mover® niet als steunpunt gebruikt
worden, omdat dit kan resulteren in beschadiging van de
aandrijfeenheid.
-
Gevoelige voorwerpen zoals camera's, DVD-spelers enz.
mogen niet in de opbergkast in de buurt van de besturing
of van de motorkabels bewaard worden. Ze zouden schade
kunnen oplopen door de elektromagnetische velden.
-
Het leeggewicht van het voertuig wordt verhoogd met het
gewicht van de Mover®, daardoor wordt de nuttige last van
het voertuig minder.
-
Bij het zwenken moet ervoor gezorgd worden, dat er zich
geen voorwerpen (bijv. stenen, ijsblokken) tussen de motor
en de motorbehuizing bevinden.
Algemene aanwijzingen
De Mover® SR werd ontwikkeld om hellingen tot 13 % te
overwinnen bij 2000 kg totaalgewicht op een geschikte
ondergrond.
De Mover® kan afhankelijk van het caravangewicht niet zonder
hulpmiddelen obstakels aan vanaf een hoogte van ca. 2 cm
(gebruik a.u.b. oprijwiggen).
Vanwege de karakteristieke eigenschappen van een radiosig-
naal kan dit onderbroken worden door terrein / voorwerpen.
Hierdoor wordt in kleine bereiken rond de caravan de ont-
vangstkwaliteit verminderd, waardoor de werking van de
Mover® eventueel kortstondig onderbroken kan worden.
Na het uitschakelen van de Mover® met de afstandsbe-
die-ning is de relaisbesturing verder standby. Voor com-
pleet uitschakelen moet de accu afgeklemd of een scheidings-
schakelaar ingebouwd worden.