Jaarlijkse inspectie
Afb. 9–2 Testopstelling voor de druk-
meting
h
hoogte van het waterpeil
nl
356 / 378
9.2.3 Drukmetingstest
De testopstelling is te zien in afb. .
Bij de drukmetingtest wordt gecontroleerd hoe de drukkamer, de druksensor en de
drukmeting werken, om er zeker van te zijn dat alle onderdelen correct functione-
ren. Voor deze test is een toevoerslangset en een met water gevuld reservoir nodig.
De hoogte van de waterkolom (hydrostatische druk) wordt gebruikt om de druk-
sensor te testen.
1.
Hang het toevoerslanguiteinde met de insteeknaalden voor de vloeistofzakken
in een met water gevuld reservoir.
2.
Vul het slanguiteinde helemaal met water door de pomp met de toets Prime
(voorbereiding) te starten. Laat de pomp lopen totdat de kalibrering voltooid is.
Druk op de toets Pause/Resume (pauze/hervatten) om het rolwiel stop te zet-
ten. Het display van de werkelijke intra-uteriene druk geeft 0 mmHg aan.
3.
Sluit het uiteinde van de hysteroscoopslang af (met de vinger op het uiteinde
van de luerconnector)
4.
Houd het waterpeil aan het uiteinde van de hysteroscoopslang (h) 30 cm bo-
ven de drukkamer. De waterkolom oefent een hydrostatische druk op de druk-
sensor uit.
5.
Haal de vinger van het uiteinde van de hysteroscoopslang.
6.
De weergegeven werkelijke intra-uteriene druk moet 20 (± 5 mmHg) zijn.
7.
Verander de hoogte van de waterkolom door de hoogte van het met water ge-
vulde slanguiteinde te veranderen. De waarde op het display van de werkelijke
intra-uteriene druk moet overeenkomstig meeveranderen.
Voer de resultaten in het testlogboek in, paragraaf Testprotocol [} 371]. De test is
geslaagd als de resultaten binnen het toegestane tolerantiebereik vallen.