Rijrichtingsschakelaar
1
Indicatie rijrichtingskeuze vooruit
2
Indicatie rijrichtingskeuze achteruit
3
1. VOORUIT: schakelaar naar voren, rijrichting VOORUIT
wordt geactiveerd en weergave rijrichtingskeuze "voor-
uit" brandt.
In deze stand wordt de parkeerrem automatisch gelost.
2. ACHTERUIT: schakelaar naar achteren, rijrichting ACH-
TERUIT wordt geactiveerd en weergave rijrichtingskeu-
ze "achteruit" brandt.
In deze stand wordt de parkeerrem automatisch gelost.
3. NEUTRAAL: schakelaarstand is in het midden, geen in-
dicatie brandt.
In deze stand is de parkeerrem automatisch geacti-
veerd, het voertuig rijdt niet.
8.3.4 Rijden
VOORZICHTIG
Gevaar voor ongevallen
Laat het rijpedaal tijdens de rit niet abrupt los. Het voertuig
wordt bij het loslaten van het rijpedaal afgeremd. Het voer-
tuig wordt bij het loslaten van het rijpedaal in de transport-
modus minder afgeremd dan in de werkmodus.
VOORZICHTIG
Beschadigingsgevaar
Stel zeker dat het voertuig bij het passeren van obstakels
niet vast komt te zitten.
Passeer obstakels tot 150 mm langzaam en voorzichtig
onder een hoek van 45°.
Passeer obstakels van meer dan 150 mm alleen met een
geschikte rijplank.
VOORZICHTIG
Gevaar voor ongevallen
Schakel bij het rijden over de openbare weg voor trans-
portdoeleinden (niet bij reiniging van de straat) de PTO uit
en sluit de neerlaatsmoring voor de fronthefinrichting.
1. PTO uitschakelen.
2. Rijpedaal voorzichtig intrappen.
3. Voertuig met het stuurwiel sturen.
8.3.5 Stoppen
1. Rijpedaal op laten komen.
Het voertuig remt automatisch en blijft stilstaan.
2. Voor een sterkere remwerking of in geval van nood het
rempedaal bedienen.
8.4
Voertuig parkeren
LET OP
Gevaar voor letsel
Laat de voorhanden aanbouwapparaten voor het verlaten
van het voertuig neer.
1. Voertuig stoppen.
2. Rijrichtingskeuzeschakelaar aan de joystick op middel-
ste stand <neutraal/stop>.
3. Motor 1 tot 2 minuten stationair laten draaien.
4. Contact uitschakelen en contactsleutel uittrekken.
5. 30 seconden wachten.
6. Hoofdschakelaar op positie 0 draaien.
8.5
Frontkrachttiller
Aan de frontkrachttiller kan een 4-puntsopname (optie)
worden aangebracht. Hieraan kunnen dan de desbetref-
fende aanbouwapparaten worden bevestigd. Bepaalde
aanbouwapparaten kunnen ook direct aan de frontkracht-
tiller worden aangebracht.
LET OP
Gevaar voor letsel en beschadiging
Zorg ervoor dat bij de aanbouw van aanbouwapparaten
aan de frontkrachttiller de toegestane asbelasting niet
wordt overschreden.
Zijn er personen in de omgeving van de frontkrachttiller en
aangebouwde aanbouwapparaten, dan mag u de front-
krachttiller niet bedienen.
Zorg ervoor dat aan de frontkrachttiller bevestigde aan-
bouwapparaten het voertuig niet aanraken en beschadi-
gen.
8.5.1 Neerlaatsnelheid van de frontkrachttiller
instellen
Draaiknop neerlaatsnelheid
1
1. PTO (arbeidshydraulica) uitschakelen.
2. Neerlaatsnelheid van de frontkrachttiller met draaiknop
selecteren.
a Rechtsom draaien: De neerlaatsnelheid wordt ver-
laagd.
De frontkrachttiller wordt bij de aanslag geblokkeerd
Opmerking: Deze functie is nodig voor transportritten
op de openbare weg om de frontkrachttiller en hier-
door het neerlaten van de aanbouwapparaten te blok-
keren.
b Linksom draaien: De neerlaatsnelheid wordt ver-
hoogd
8.5.2 Ontlasting aanbouwapparaat en
trillingsdemping (optioneel)
De ontlasting van het aanbouwapparaat wordt gebruikt
om de belasting van een aan de frontkrachttiller gemon-
teerd aanbouwapparaat in de richting van de vooras van
het voertuig te verplaatsen.
Bijvoorbeeld: bij het gebruik van een maaidek worden de
bodemkrachten door het maaidek gereduceerd om de be-
schadiging van de bodem door doordraaiende wielen te
reduceren, vooral als het bergop gaat.
Nederlands
277