1 voorste afdekking inhangen en met beide afsluitingen
bevestigen.
2 Beide zijafdekkingen inbouwen.
12.7.5Radiateurbeschermrooster
Radiateurbeschermrooster afnemen:
1 onderste beschermrooster naar boven toe optillen.
2 Onderste deel eruit bewegen
3 Radiateurbeschermrooster naar onderen toe eruit ne-
men.
Radiateurbeschermrooster aanbrengen:
1 radiateurbeschermrooster onderaan vastklikken, dan
bovenaan dichtklappen.
12.7.6Accu uitbouwen/inbouwen
GEVAAR
Gevaar voor letsel
Neem de veiligheidsvoorschriften bij de omgang met ac-
cu's in acht.
Klem bij het uitbouwen van de accu eerst de minpool af.
Bescherm de accupolen en poolklemmen met voldoende
poolbeschermingsvet.
Accu uitbouwen
1. Afdekkappen van poolklemmen aftrekken.
2. Poolklem (zwarte kabel) aan de minkabel (-) losmaken.
3. Poolklem (rode kabel) aan de pluspool (+) losmaken.
4. Houder aan de accubodem afschroeven.
5. Accu uit de accuhouder nemen.
Accu inbouwen
1. Accu in de accuhouder plaatsen.
2. Houder aan de accubodem vastschroeven.
3. Poolklem (rode kabel) aan de pluspool (+) aansluiten.
4. Poolklem (zwarte kabel) aan de minpool (-) aansluiten.
5. Afdekkappen op poolklemmen steken.
12.7.7Accu laden
GEVAAR
Gevaar voor letsel
Laad de accu alleen met een geschikt oplaadapparaat.
Neem de gebruiksaanwijzing van de fabrikant van het op-
laadapparaat in acht.
Neem de veiligheidsvoorschriften bij de omgang met ac-
cu's in acht.
1. Minpool van de accu afklemmen.
2. Oplaadapparaat op accu aansluiten.
3. Netstekker aansluiten en oplaadapparaat inschakelen.
4. Accu met de zo klein mogelijke laadstroom laden.
5. Na het laden het oplaadapparaat eerst van het net en
dan van de accu scheiden.
12.7.8Wiel verwisselen
GEVAAR
Levensgevaar door verkeersstroom
Breng voor reparatiewerkzaamheden het voertuig uit de
gevarenzone van het doorgaande verkeer.
Schakel het alarmlicht in.
Zet een waarschuwingsdriehoek neer.
Draag waarschuwingskleding.
VOORZICHTIG
Gevaar voor ongevallen
Zorg ervoor dat de ondergrond effen en stevig is. Eventu-
eel, grote, stabiele onderlegger voor de kruk gebruiken.
LET OP
Voer de wielverwisseling alleen uit als u met de nodige
handelingen van de wielverwisseling bent vertrouwd. An-
ders dient u een beroep te doen op een vakman.
Gebruik alleen geschikt en onbeschadigd gereedschap
voor de wielverwisseling.
Gebruik een geschikte algemeen verkrijgbare krik.
Wielmoeren
1
Wiel
2
1. Voertuig op een effen oppervlak met stevige onder-
grond plaatsen.
2. Parkeerrem bedienen en voertuig bijkomend tegen het
wegrollen beveiligen.
3. Knikgewricht borgen.
4. Contactsleutel uittrekken.
5. Wielmoeren met geschikt gereedschap ca. 1 omwente-
ling losdraaien.
6. Krik aan het (gemarkeerd door desbetreffend symbool)
opnamepunt van het voor- resp. achterwiel plaatsen en
voertuig optillen.
7. Voertuig met schragen bijkomend ondersteunen.
8. Wielmoeren afschroeven.
9. Wiel verwijderen.
10.Verontreinigde wielmoeren en draadbouten reinigen.
11.Nieuw wiel aanbrengen en alle wielmoeren tot aan de
aanslag inschroeven, niet aantrekken.
12.De wielmoeren in de opgegeven volgorde (A - E) staps-
gewijs aantrekken.
13.Afsluitend de wielmoeren in de opgegeven volgorde
met een perfect functionerende momentsleutel met 180
Nm aantrekken.
14.Schragen eruit trekken en voertuig met krik neerlaten.
Nederlands
289