NL
–
–
Het motoroliepeil is te laag.
Gaat de indicatie niet uit, moet u de motor onmid-
Î
dellijk uitschakelen en het motoroliepeil contro-
leren (zie gebruikshandleiding van de motor). Vul
indien nodig olie bij.
Deze indicatie kan na het starten van de motor kort-
stondig verschijnen en daarna weer uit gaan.
Aanwijzing
Deze functie is alleen bij motoren met olie-
drukschakelaar actief.
–
–
Bij het starten van de motor wordt kort de
accuspanning weergegeven en daarna het totaal
aantal bedrijfsuren.
Bij te lage accuspanning:
Laad de accu zo spoedig mogelijk op.
Î
Laat indien nodig het oplaadsysteem door een
Î
gespecialiseerde werkplaats op mogelijke bescha-
digingen controleren.
Bij te hoge accuspanning:
De machine uitschakelen en laat het oplaadsys-
Î
teem door een gespecialiseerde werkplaats
controleren.
–
–
Voer onmiddellijk een luchtfilteronderhoud uit (zie
Î
gebruikshandleiding van de motor).
Deze indicator verschijnt elke 25 bedrijfsuren
gedurende 7 minuten.
Overige indicaties op het display
Rem resp. parkeerrem niet ingeschakeld bij
een motorstartpoging.
a) Maaiwerk niet uitgeschakeld bij een
motorstartpoging.
b) OCR-functie is vóór het achteruitrijdend
maaien niet geactiveerd.
Bediener zit bij motorstartpoging niet op de
bestuurdersstoel.
82
Oliepeil
Accuspanning
Laag (< 11 Volt)
Hoog (> 16 Volt)
Luchtfilteronderhoud
Onderhoud
WAARSCHUWING!
Gevaar van verwondingen of materiële
schade
¾ Onderhouds- en
reinigingswerkzaamheden aan
het apparaat mogen alleen bij
uitgeschakelde motor worden uitgevoerd.
¾ Trek de contactsleutel en de
bougiestekker eruit.
¾ Wacht tot alle bewegende delen tot
stilstand zijn gekomen en de motor is
afgekoeld.
¾ Grijp nooit in de roterende snijmessen.
¾ Laat reparatie- en
onderhoudswerkzaamheden en het
vervangen van veiligheidselementen
alleen door een gekwalificeerd vakman
of door een gespecialiseerde werkplaats
uitvoeren.
¾ Laat het vervangen of scherpen
van de snijmessen alleen door een
gespecialiseerde werkplaats uitvoeren.
¾ Reinig het apparaat en alle
aanbouwdelen en toebehoren na elk
gebruik.
Machine reinigen
¾ Gebruik geen hogedrukreiniger voor het reinigen
van het apparaat.
Zet het apparaat op een stevige en vlakke onder-
Î
grond.
Schakel de parkeerrem in.
Î
Reinig het apparaat met een borstel, een hand-
Î
veger of een lap.
Maaiwerk reinigen
Scherpe, bewegende snijgereedschappen
ÂVerwondingsgevaar
¾ Veiligheidshandschoenen dragen.
¾ Reinig de maaigereedschappen
voorzichtig.
¾ Let erop, dat de beweging van een stuk
snijgereedschap tot draaiing van andere
snijgereedschappen kan leiden.
Onderhoud
Let op!
GEVAAR!