s t e l
' O v e r i g '
c o r r E c t i e f a c t o r
F a c t o r
:
1 0 0 %
D r u k
↵
e n
g a
Als u de verwachte waarden wilt afzetten tegen de optie Other
(Andere) bij Race (Ras), selecteer dan Race Correction (Ras
corrigeren). Gebruik de knop
of
kunt een afzetpercentage tussen 50 % en 150 % instellen.
De interpretatie instellen
Dit wordt gebruikt om het weergeven van de interpretatie van
de resultaten op het afgedrukte rapport in of uit te schakelen.
Selecteer Predict (Voorspelling) in het menu Configuration
(Configuratie).
Het geluid instellen
Dit wordt gebruikt om een toon aan of uit te zetten die klinkt
als er een toets wordt ingedrukt, en die tevens feedback geeft
als er een test wordt uitgevoerd. Selecteer Sound (Geluid) in
het menu Configuration (Configuratie).
SMART definiëren
Met de functie SMART kunt u handelingen automatiseren die
u routinematig uitvoert, door automatisch een reeks functies
te doorlopen, zoals het uitvoeren van een FVC test, van een
post-test, het afdrukken van testresultaten, enzovoorts.
Wanneer u de Vitalograph 2120 aanzet in de modus Smart,
wordt een reeks schermen die horen bij de geselecteerde
functies achter elkaar weergegeven.
(Zorg dat u niet op de knop ESC drukt, tenzij u Smart wilt
afsluiten.)
Als u Smart wilt instellen, selecteert u Config (Configuratie) in
het menu Setup (Instellingen).
S t e l
S m a r t f u n c t i e
>
A a n
T E S T E N
* A F D R U K K E N
Smart kan hier worden in- of uitgeschakeld door simpelweg
op de knop ↵ te drukken.
Door Test te selecteren kunt u zien welke testtypes u kunt
uitvoeren. Een sterretje bij de geselecteerde functie laat zien
welke keuze u hebt gemaakt. U moet ten minste één test
selecteren.
S m a r t - T e s t
i n s t e l l e n
>
V C
* F V C
Selecteer of afdrukken en post-testen deel dienen uit te
maken van de modus Smart. Een sterretje bij de
geselecteerde functie laat zien welke keuze u hebt gemaakt.
Informatie over de firmware
Hiermee wordt het versienummer en het uitgavenummer van
de firmware van het apparaat weergegeven. Geef deze
informatie door als u contact opneemt met Vitalograph of met
een onderhoudsmonteur omdat u vragen hebt. Selecteer
Config (Configuratie) in het menu Setup (Instellingen).
D
E JUISTE WERKING VAN HET APPARAAT
CONTROLEREN
Wanneer u de Vitalograph 2120 inschakelt, ziet u de datum
waarop voor het laatst de juiste werking van het apparaat met
een precisie-injectiespuit is gecontroleerd.
Volgens de internationale spirometriestandaard dient de
juiste werking ten minste dagelijks te worden gecontroleerd.
Het verschil tussen het volume dat door de spirometer in de
modus CALIB (KALIBRATIE) wordt gemeten en het volume
46
All manuals and user guides at all-guides.com
a f k s
t .
i n
<
d o o r
om de Factor in te stellen. U
i
n
P O S T
dat vanuit de injectiespuit wordt gepompt dient lager te zijn
dan 3%.
Als de flowhead onlangs gebruikt is voor testen, moet de
temperatuur omlaag worden gebracht naar de
omgevingstemperatuur door er kamerlucht doorheen te
pompen voordat u CALIB (KALIBRATIE) selecteert.
Selecteer Calib (Kalibratie) in het hoofdmenu.
O m g e v i n g s t e m p .
T e m p e r a t u u r :
D r u k
↵
e n
g a
Voer de omgevingstemperatuur in. Dit hoeft u slechts
eenmaal in te voeren nadat de unit is ingeschakeld. Als u een
temperatuur boven 40 invoert, dan registreert het apparaat dit
als graden Fahrenheit.
C a l i b r a t i e v o l u m e ?
V o l u m e
:
↵
D r u k
e n
g a
Selecteer het volumetype van de injectiespuit met de
knoppen
of
. Het is belangrijk om dit op correcte wijze in
te stellen omdat anders de controle van de werking niet goed
functioneert.
Opmerking: als u een 3-L-injectiespuit gebruikt, dient u het
volume in te stellen op 3.
S p u i t
v o l u m e
i n s t r u m e n t .
o p
p i e p g e l u i d
t e
h e r h a l e n .
De injectiespuit aansluiten op de Vitalograph
2120
Zet de injectiespuit op een stevig oppervlak. Bevestig de
Vitalograph 2120 aan de precisie-injectiespuit zoals
aangegeven in het volgende diagram, dat wil zeggen met de
aan-uitschakelaar naar de tafel gekeerd. Aanbevolen wordt
om de Vitalograph 1-L-injectiespuit te gebruiken. Deze heeft
een nauwkeurigheid van +/-0,5%.
Zorg dat de zuiger van de injectiespuit volledig is
uitgetrokken. Zorg voor een stabiele plaatsing - beweeg het
apparaat tijdens deze procedure niet.
Laat de inhoud van de injectiespuit gelijkmatig leeglopen in
het spirometer-apparaat dat wordt getest. De verplaatsing
moet ten minste één seconde duren.
Vijf pieptonen geven aan dat de juiste werking van het
apparaat is gecontroleerd. Maak de injectiespuit los.
V o l .
v e r s c h i l
v o r i g e
c a l . :
C a l i b r a t i e
g e r e e d
D r u k
↵
e n
g a
i n s t
.
2 0 º C
<
d o o r
1
<
d o o r
i n
W a c h t
o m
m e t
+ 1 . 5
%
d o o r