Mechanische Installatie; Elektrische Aansluiting - Nidec Leroy-Somer FLSN Recomendaciones Específicas: Instalación Y Mantenimiento

Ocultar thumbs Ver también para Leroy-Somer FLSN:
Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 17
nl

MECHANISCHE INSTALLATIE

• De motoren zijn in de fabriek voorzien van veiligheidsetiketten die altijd leesbaar moeten blijven.
• Voor de ingebruikneming dient het condensvocht verwijderd te worden (zie § "regelmatig onderhoud").
• Houd de toestand van alle pakkingen in de gaten en vervang deze regelmatig, indien nodig (minstens 1 keer per
jaar voor de motoren Ex tb en Ex tc). Bij alle werkzaamheden waarbij de motor uit elkaar moeten worden
genomen, alle pakkingen na reiniging van de onderdelen door originele vervangen. Bij het passeren van de as er
voor zorgen dat de pakkingen niet beschadigd worden bij de ingang van de spieën en de flenzen.
• De riemen moeten antistatisch zijn en moeilijk open vuur verspreiden.
• De overgangspakkingen moeten beschermd worden tegen licht.

ELEKTRISCHE AANSLUITING

• De kabelingangen of niet-gebruikte leidingen moeten vervangen worden door schroefdoppen van een door het
concern goedgekeurd of gecertificeerd type zijn, waarbij de toepassing (gas en/of stof) en de bijbehorende
temperatuurklasse minstens overeenkomen met die van de plaats van het apparaat. Bij hun montage moeten de
voorschriften van hun instructiehandleidingen in acht genomen worden.
• Bij een variant met aan elkaar verbonden kabel(s) moet de motor buiten de explosiegevaarlijke omgeving
aangesloten worden of beschermd worden door een geschikte beschermingswijze (gas en/of stof), terwijl de
temperatuurklasse minstens overeenkomt met die van de plaats van de aansluiting van het apparaat (zie de
aanwijzingen op het kenplaatje).
• De spanning en de voedingsfrequentie moeten overeenkomen met de op het kenplaatje van de motor vermelde
waarden.
• Voor de motoren die via een stroomnet worden aangedreven: de tolerantie is ±10% over de toegestane
spanning (slechts een toegestane spanning per motor) en de frequentietolerantie ±1%. Raadpleeg ons voor alle
andere voedingsvoorwaarden.
• Voor de motoren die via een regelaar worden aangedreven: de tolerantie is ±10% over de toegestane spanning op
de motorklemmen. Zie de aanwijzingen op het/de plaatje(s) van de regelaar. De temperatuurclassificatie werd
gerealiseerd met IGBT-regelaar, golfvorm PWM, min. schakelfrequentie = 3 kHz, U/f constant met open lus. In het
geval van een regelaar met spanningsval en een continue werking (minstens 1 uur) in het frequentiebereik 45-50 Hz
T/Tn = 95 % nemen.
• De keuze van de aansluitkabels wordt bepaald door de installatienormen en -regels die van toepassing zijn op de
plek waar het materiaal geïnstalleerd is, door de stroom, de spanning, de lengte, de temperatuur, "T.kabel" (indien
op het kenplaatje van de motor aanwezig is).
• De aansluiting moet voldoen aan de door de normen voorgeschreven installatievoorschriften, de geldende
regelgeving wordt toegepast onder de verantwoordelijkheid van een bevoegde persoon die zich moet
vergewissen:
- van de conformiteit van het aansluitkastje (beveiligingsmodus Ex, IP, IK enz ...).
- van de conformiteit van de aansluiting op de klemmenstrook en de aanspankoppels.
- van de inachtneming van de minimaal door de normen voorgeschreven afstanden in de lucht, indien het
voorkomen van het draaien niet verzorgd wordt door het aansluitelement door de isolatie van het vat van iedere
kabelschoen van de vermogenskabel met behulp van een gelijmde krimpkous. Deze kous moet de kabel over
minstens 15mm bedekken. Vanaf iedere klem worden de kabels met hun parallel geplaatste kabelschoenen
zodanig geplaatst dat de isoleringsafstanden minstens 14 mm zijn.
• De voor de aansluiting van de kabels gebruikte schroeven moeten dezelfde eigenschappen hebben als de
klemmen of de staafjes van de isolatoren (bijvoorbeeld geen stalen schroeven op klemmen van messing
monteren).
• Het aarden van de hoofd- en eventuele hulpmotor is verplicht en moet gebeuren conform de van kracht zijnde
regelgeving.
• Wanneer de motor is voorzien van een hulpventilator, moet de hulpmotor van een voor de groep gecertificeerd type
zijn, waarbij de toepassing (Gas of Gas & Dust) en de temperatuurklasse minstens overeenkomen met die van de
hoofdmotor. De voedingen van de 2 motoren moeten zodanig met elkaar verbonden zijn dat het onder spanning
brengen van de hoofdmotor verplicht ondergeschikt is aan het onder spanning brengen van de hulpmotor.. Het
uitschakelen van de hulpmotor moet tot het spanningloos maken van de hoofdmotor leiden. De installatie moet over
een voorziening beschikken die de werking van de hoofdmotor verbiedt wanneer er geen ventilatie is.
• Bij de service S1 zijn er 3 startpogingen na elkaar mogelijk wanneer de machine koud is en 2 wanneer deze
warm is. Het max. aantal startpogingen verdeeld over een uur is 6. Wanneer het starten vaak moeilijk gaat,
kunnen de motoren voorzien worden van een thermische beveiliging (ons raadplegen).
• Wanneer de thermische sondes in het materiaal verplicht zijn (om de maximale oppervlaktetemperatuur nooit te
bereiken), moeten deze verbonden worden met een voorziening (aanvullend en functioneel onafhankelijk van elk
systeem dat nodig zou kunnen zijn omwille van de werking in normale omstandigheden) die de stroom naar de
motor onderbreekt.
• De eventuele verwarmingsweerstanden (of de verwarming door inspuiting van laagspannings gelijk- of
wisselstroom) mogen slechts van stroom voorzien worden wanneer de motor spanningloos en koud is; hun
gebruik wordt aanbevolen bij een omgevingstemperatuur van < -20°C.
• In geval van de montage van sensoren (bijvoorbeeld trillingssensoren) of accessoires (bijvoorbeeld een
impulsgenerator) moeten deze voorzieningen op een kastje worden aangesloten. Alle accessoires (en het kastje,
indien dit niet buiten de explosiegevaarlijke omgeving geplaatst is) moeten van een gecertificeerd of goedgekeurd
type zijn voor de groep, waarbij de toepassing (Gas of Gas & Dust) en de temperatuurklasse minstens
overeenkomen met die van de motor. Bij hun montage moeten de voorschriften van hun instructiehandleidingen
en de geldende regelgeving in acht genomen worden.
• Een motor die gevoed wordt door een afzonderlijke frequentieregelaar die buiten de zone geplaatst is of gebruikt
wordt in een voldoende luchtstroom of eventueel geen automatische ventilatie nodig heeft, moet met thermische
sondes uitgerust worden in de wikkelingen (alle ashoogtes) op het voorlagerschild en eventueel op het
achterlagerschild.
• De rollagers kunnen elektrisch geïsoleerd worden, hun markering staat op het kenplaatje gegraveerd.
27

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Este manual también es adecuado para:

Leroy-somer lsn

Tabla de contenido