HOOFDSTUK 4
H.
Nadat het snijden is gestart, dient de snijbrander in een voorwaartse hoek van 5-15° te worden gehouden. Deze hoek is
met name handig om een "druppel"snede te verkrijgen. Als de standoffgeleider niet wordt gebruikt, dient het monstuk
op een afstand van ca. 1/8" - 1/4" (3,2 mm - 6,4 mm) van het werkstuk te worden gehouden.
5˚ tot 15˚
Afb. 4-4a. Juiste snijbranderhoek
I.
Aan het eind van een snede dient de snijbranderschakelaar te worden losgelaten (indrukken en loslaten bij gebruik
van de functie STARTERVERGRENDELING) en de snijbrander dient onmiddellijk na het snijden van het werkstuk te
worden opgetild. Dit voorkomt dat de ontstekingsboog opnieuw wordt ontstoken nadat de snijboog is gedoofd en
voorkomt beschadiging van het mondstuk (dubbele boog).
J.
Bij snelle herstarts, zoals snijden van roosters en sterke mazen, mag de snijbranderschakelaar niet worden losgelaten.
In de nastroommodus kan de boog direct opnieuw worden gestart door de snijbranderschakelaar in te drukken. Dit
voorkomt de 2 seconden durende voorstroming van de snijcyclus.
1. OM MET PONSEN TE STARTEN, MOET DE SNIJBRANDER
SNIJRICHTING
WORDEN OPGETILD OM TE VOORKOMEN DAT GESMOLTEN
MATERIAAL TERUGSTROOMT NAAR DE SNIJBRANDER EN
DEZE BESCHADIGT.
Afb. 4-5. Ponstechniek m.b.v. de PT-38
Figuur 4-4b. Standoff vs.
uitgangsvermogen
2. ALS DE BOOG DOOR HET WERKSTUK HEENBREEKT,
MOET DE SNIJBRANDER RECHTOP WORDEN GEZET
VOORDAT MEN DOORGAAT MET SNIJDEN.
75
BEDIENING
BELANGRIJK!!!
Houd de juiste
standoff aan
Het uitgangsvermogen
stijgt bij grotere standoff!
1/8" - 1/4"
(3,2 - 6,4 mm)