2.6.3 - Uitvoering, aanleggen en aansluiting van de koellijnen
De aansluitingen niet met normale hydraulische buizen uitvoeren omdat ze spaanresten,
vuil of water kunnen bevatten waardoor de onderdelen van het apparaat kunnen worden
beschadigd en de correcte werking in het gedrang kan komen.
Gebruik enkel koperen buizen, speciaal voorzien voor koelsystemen, die zuiver en verzegeld
moeten worden geleverd.
Na het snijden de uiteinden van de rol en van het gesneden gedeelte onmiddellijk verzege-
len.
U kunt koperen buizen voor koelsystemen gebruiken die reeds zijn geïsoleerd.
Gebruik leidingen met diameters die voldoen aan de afmetingen van de unit.
De lengte en de bochten van de buizen moeten zoveel mogelijk beperkt worden zodat een maximaal
rendement van het systeem wordt bereikt.
2.6.4 - Testen en controles
Nadat de leidingen aangesloten zijn, dient de perfecte afdichting van de installatie gecontroleerd te worden:
Ga als volgt te werk:
a. Draai de sluitdop (20) van de dienstkoppeling van de gaslijn los (afb. 17).
b. Sluit een tank met watervrije stikstof met buigzame leiding met een aansluiting van 5/16" en een druk-
verlager aan.
c. Open de kraan van de tank en de drukverlager en zet de circuitdruk op 3 bar. Sluit de tank.
d. Indien de druk na drie minuten niet afneemt, bevindt het circuit zich in optimale omstandigheden en kan
de druk op 15 bar gebracht worden door de tank te openen.
e. Controleer na weer drie minuten of de druk op 15 bar blijft.
f. Breng voor de veiligheid een zeepoplossing aan op de aansluitingen en kijk of er bellen ontstaan, hetgeen
op een gaslek wijst.
g. Als bij een drukverlaging met behulp van een zeepoplossing geen lekken worden gevonden op de
aansluitingen, hetgas R32 in het circuit spuiten en het lek met een lekzoeker opsporen.
Daar het circuit vrij is van laspunten kan lekverlies enkel op de koppelpunten aanwezig zijn. Draai in dit
geval de moeren vaster aan (afb. 18) of doe het koppelen met de mechanische perskoppelingen over.
h. Test vervolgens opnieuw de afdichting.
2.6.5 - Vacuüm in de installatie
Nadat alle tests en controles voor de perfecte afdichting werden uitgevoerd, moet de installatie vacuüm
worden gezogen zodat ze van onzuiverheden wordt ontlast (lucht, stikstof en vochtigheid).
a. Gebruik een vacuümpomp met een capaciteit van 40 l/min (0,66 l/s) een verbind ze aan de hand van een
slang en een fitting van 5/16" met de dienstkoppeling van de gaslijn.
b. De druk in het circuit verlagen tot op de absolute waarde 50 Pa gedurende ongeveer 2 uren.
Als u na deze periode er niet in bent geslaagd om de druk op de ingestelde waarde te bren-
gen (50 Pa), betekent dit dat in het circuit veel vochtigheid of een lek aanwezig is.
c. De vacuümpomp nog 3 uren laten draaien.
Als hierna de waarde nog niet werd bereikt, moet u de lekken opzoeken.
d. Nadat de installatie werd gereinigd en vacuüm werd gezogen, de pompkoppeling verwijderen terwijl
de pomp nog in bedrijf is.
e. De dop vastschroeven (20) (afb. 19).
NL - 14