Als de afvoerleiding in een rioleringssysteem terechtkomt, is een bocht nodig in de buis
voor een sifon (afb. 20) om de verspreiding van onaangename geuren in de omgeving te
voorkomen.
De bocht van het sifon mag nooit lager staan dan 1500 mm van de onderste rand van het
apparaat (afb.20).
Bij afwatering in een recipiënt (afb. 21) mag deze nooit gesloten zijn om schadelijke tegen-
druk te vermijden en de buis mag nooit het vloeistofniveau in de recipiënt bereiken.
Controleer of de condensvloeistof door de betreffende buis wegstroomt door heel langzaam
ongeveer 1/2 liter water in de verzamelbak van de binnenunit te gieten (afb. 22).
2.7 - ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
2.7.1 - Elektrische aansluiting tussen de binnen- en buitenunits
De aansluitschema's staan op de binnenkant van het deksel (22) en (26) van het compartiment met
aansluitklemmen van de binnen- en buitenunit.
De elektrische verbindingskabel tussen de binnenunits moet over de kenmerken beschikken, aangeduid in
de tabel op de volgende pagina.
De verbindingskabel tussen de buitenunits en binnenunits moet van het volgende type zijn "H07RN-F".
2.7.2 - Elektrische aansluiting binnenunits (afb.
Bereid de aansluitkabel voor door de isolerende mantel op de uiteinden van de geleiders af te pellen en de
kabelschoen van het type "U" op de uiteinden van de geleiders te krimpen.
a. Open het voorpaneel van de binnenunit.
b. Gebruik een schroevendraaier en open het deksel (22) van het compartiment van de
aansluitklemmen op de rechterzijde van de unit.
ALLE AANSLUITINGEN MOETEN EXACT UITGEVOERD WORDEN ZOALS
AANGEGEVEN WORDT OP HET ELEKTRISCHE SCHEMA.
c. Schroef de kabelklem (23) onder het klemmenbord los.
d. Voer de signaalkabel door de opening die op de linkerzijde aanwezig is en werk daarbij van de achterkant
van de unit naar de voorkant.
e. Sluit de kabels correct aan op het klemmenbord (24).
f. Sluit opnieuw het deksel (22) en monteer opnieuw het plastic achterpaneel.
2.7.3 - Elektrische aansluiting buitenunits (afb. 23b)
Bereid de aansluitkabel voor door de isolerende mantel op de uiteinden van de geleiders af te pellen en de
kabelschoen van het type "U" op de uiteinden van de geleiders te krimpen.
a. Draai de schroef (27) los en verwijder de bescherming van het schakelbord (26) van de buitenunit.
b. Verbind de kabels met het klemmenbord (30) door de nummers te volgen op het klemmenbord van de
binnen- en buitenunits.
c. Om het binnendringen van water te voorkomen, een bocht met de verbindingskabel vormen, zoals
weergegeven in het installatieschema van de binnen- en buitenunits.
d. Isoleer de ongebruikte kabels (geleiders) met isolatietape. Zorg ervoor dat ze geen elektrische of metalen
delen raken.
e. Blokkeer de kabel (28) met de kabelklem (29).
De aardingskabel moet aan de hiervoor bestemde kabelschoen worden bevestigd,
aanwezig in de kamer voor de elektrische aansluitingen van de binnenunit.
NL - 16
23a)