3. MONTAGE
BELANGRIJK De machine moet op een vlakke en solide onder-
grond worden uitgepakt en gemonteerd, met voldoende bewegings-
ruimte voor machine en verpakking, en met behulp van geschikte ge-
reedschappen.
3.1. UITPAKKEN
1. Open de verpakking voorzichtig, let erop geen onderdelen
te verliezen.
2. Raadpleeg de documentatie in de doos, inclusief deze ge-
bruiksaanwijzingen.
3. Haal alle onderdelen die niet gemonteerd zijn uit de doos.
4. Haal de machine uit de verpakking, met de volgende voor-
zorgsmaatregelen:
- breng de maaigroep op de maximale hoogte (par. 4) om deze
niet te beschadigen wanneer de machine van het basispallet
gehaald wordt;
- plaats de hendel voor de ontgrendeling van de achterste
transmissie in de ontgrendelde positie (par. 4);
- Haal de machine van het basispallet.
3.2. MONTAGE VAN HET STUURWIEL
• Stuur type "I"
Zie afbeelding 3.
• Stuur type "II"
Zie afbeelding 3.
3.3. MONTAGE VAN DE STOEL
Zie afbeelding 4.
3.4. MONTAGE VAN DE VOORBUMPER
• Bumper type "I"
Zie afbeelding 5.
• Bumper type "II"
Zie afbeelding 5.
3.5. M O N TA G E
VA N
AFLAATDEFLECTOR (indien voorzien)
Zie afbeelding 6, 7, 8.
3.6. M O N TA G E
VA N
VERSTERKINGEN VAN DE MAAIGROEP (indien
voorzien).
Zie afbeelding 9.
3.7. MONTAGE EN VOLTOOIING VAN DE ACHTERPLAAT
(indien voorzien)
Zie afbeelding 10.
3.8. MONTAGE VAN DE OPVANGZAK (indien voorzien)
Zie afbeelding 11, 16.
D E
Z I J D E L I N G S E
D E
Z I J D E L I N G S E
4. BEDIENINGSELEMENTEN
• Sleutelschakelaar (Afb. 12.A)
1. Sleutel verwijderd. Het voedingscircuit is gedeactiveerd en de
machine valt stil. geen functie activeerbaar.
2. Sleutel helemaal geplaatst. De machine is klaar voor de
inschakeling.
BELANGRIJK Verwijder de sleutel elke keer dart de machine onge-
bruikt of onbewaakt wordt achtergelaten.
• Tractiepedaal (Afb. 12.F)
Vooruitversnelling
Bedrijfsrem
Achteruitversnelling
BELANGRIJK De tractie wordt uitgeschakeld wanneer de bediener
de stoel verlaat.
• Hendel koppeling/ontkoppeling transmissie (Afb. 12.H)
Transmissie ingeschakeld:
Transmissie uitgeschakeld:
BELANGRIJK De hendel voor de koppeling/ontkoppeling mag zich
nooit in de tussenpositie bevinden. Deze conditie veroorzaakt de over-
verhitting en de beschadiging van de transmissie.
• Instelhendel maaihoogte (type "I" en "II")
Met deze hendel (afb. 12.G) kan de maaigroep hoog en laag gesteld
worden, op verschillende maaihoogtes.
• Instelknoppen maaihoogte (enkel voor modellen type "III")
Met deze knoppen kan de maaigroep hoog
(afb. 13.S) en laag (afb. 13.T) gesteld worden,
op 7 verschillende maaihoogtes.
De zeven posities zijn grafisch aangeduid op de
display (afb. 13.W)
• Noodstopknop
Met de noodstopknop (Afb. 12.B) kan de machine in noodgevallen
onmiddellijk stilgelegd worden.
De knop heeft twee posities:
Geactiveerd
BELANGRIJK Wanneer de noodstopknop is ingedrukt, kan de ma-
chine niet gestart worden.
• Hulpaansluiting voor accessoires USB (Afb. 12.I)
Deze aansluiting (Afb. 12.I) kan USB-apparaten opladen.
• Akoestisch signaalapparaten
• Dubbel geluidssignaal: opvangzak niet gemonteerd.
4. Continu geluidssignaal: opvangzak vol:
NL - 4
Gedeactiveerd