1.5.3 Aanwijzingen voor het gebruik van de prothese
WAARSCHUWING
Gevaar voor ongevallen bij gebruik in een motorvoertuig. Op de vraag of en in hoeverre de drager van een
prothese in staat is een voertuig te besturen, kan geen algemeen geldend antwoord worden gegeven. Dit hangt
af van de aard van de prothese en de handicap (amputatiehoogte, eenzijdig of tweezijdig, conditie van de stomp,
constructie van de prothese) en van de individuele vaardigheden van de drager van de prothese.
Houd u onvoorwaardelijk aan de nationale wettelijke voorschriften voor het besturen van motorvoertuigen en
laat om verzekeringsrechtelijke redenen door een daartoe geautoriseerde instantie controleren of en bevestigen
dat u in staat bent een motorvoertuig te besturen.
Over het algemeen adviseert Ottobock het voertuig door een daarin gespecialiseerd bedrijf te laten aanpassen
aan de individuele situatie van de prothesedrager (bijv. door montage van een stuurvork, automatische transmis
sie). Het moet absoluut gewaarborgd zijn dat het voertuig ook zonder risico's kan worden bestuurd, wanneer
de prothese niet functioneert.
VOORZICHTIG
Gevaar voor verwonding door overbelasting. De hier beschreven Ottobock prothesedelen zijn ontwikkeld
voor het verrichten van dagelijkse activiteiten en mogen niet worden gebruikt voor bijzondere activiteiten zoals
extreme sporten (klimmen, paragliding, enz.).
Zorgvuldige behandeling van de prothesedelen en hun componenten verlengt niet alleen de verwachte levens
duur daarvan, maar is vooral in het belang van de veiligheid van de patiënt.
Als de prothesedelen extreem zijn belast (bijv. door een val of iets dergelijks), moeten deze onmiddellijk door een
orthopedisch instrumentmaker worden gecontroleerd op beschadigingen. Aanspreekpartner is de orthopedisch
instrumentmaker die er verantwoordelijk voor is dat de prothese in voorkomend geval wordt doorgestuurd naar
de Ottobock servicewerkplaats.
VOORZICHTIG
Gevaar voor verwonding door oververhitting van de hydraulische eenheid. Een ononderbroken verhoogde
activiteit (bijv. het afdalen van een langere berghelling) kan tot gevolg hebben dat de hydraulische eenheid
oververhit raakt, waardoor het mogelijk is dat het scharnier niet goed meer functioneert of de hydraulische
demper defect raakt en er vloeistof naar buiten komt. Hierdoor bestaat het risico dat u ten val komt en kunnen
er huidirritaties optreden. Bij aanraking van oververhitte onderdelen kunt u bovendien brandwonden oplopen.
Voorkom oververhitting door intensieve activiteiten te vermijden of deze op tijd te onderbreken, zodat de hydrau
lische eenheid kan afkoelen.
VOORZICHTIG
Beklemmingsgevaar. Bij buiging van het heupscharnier bestaat er beklemmingsgevaar tussen de koker en het
heupscharnier. Wijs de prothesedrager er uitdrukkelijk op dat er zich in de buurt van deze plaats geen lichaams
delen of voorwerpen mogen bevinden (bijv. een mobiele telefoon in de broekzak). Het scharnier mag – ook in
een proefprothese – alleen worden gebruikt met een cosmetische overtrek.
VOORZICHTIG
Gevaar voor verwonding bij gebruik na merkbare veranderingen in het functioneren. Om te voorkomen dat
de prothesedrager in gevaar wordt gebracht, mag hij het Helix
in het functioneren daarvan niet langer gebruiken. Deze merkbare veranderingen in het functioneren van het
scharnier kunnen bijvoorbeeld zijn stroefheid, onvolledige strekking, een verminderde zwaaifasesturing en/of
standfasestabiliteit, geluidsontwikkeling, enz.
Wanneer zich dergelijke veranderingen voordoen, moet het scharnier door een orthopedisch instrumentmaker
worden nagekeken en zo nodig worden opgestuurd.
Helix
heupscharnier bij merkbare veranderingen
3D
Ottobock | 139