LET OP: U DIENT DE SCHROEFKNOP OP ZIJN PLAATS VAST TE DRAAIEN OM DE HOOGTE VAN DE
VOORSTE VESTSCHAAL TE VERGRENDELEN. ALS U DIT NIET DOET, KAN DIT LEIDEN TOT LICHAMELIJKE
LETSELS BIJ DE PATIENT (Af beelding 5).
Indien nodig kunt u overtollige bekleding afknippen.
4. Plaats het voorste vestdeel op de patiënt. De onderrand mag niet onder de arcus costalis (onderste rib)
uitsteken en de bovenrand (midden) dient onder de top van het borstbeen zijn en in het midden van de
borstkas liggen. Pas indien nodig de hoogte van het voorste vestdeel opnieuw aan waarbij u er altijd voor zorgt
om de hoogte te vergrendelen met de schroefknop. Verwijder het voorste vestdeel en plaats het opzij.
AANTREKKEN VAN HET VEST
ACHTERSTE VESTDEEL
Voor het aantrekken zijn best een of twee assistenten aanwezig. Zorg ervoor dat de rechtopstaande stangen aan het
voorste vestdeel zijn bevestigd en dat ze ietwat los staan.
1. Rol de patiënt op zijn/haar zijkant (Optie 1) of til de patiënt 45 graden op aan de taille (Optie 2) terwijl u
voorzorgsmaatregels treft om de juiste richting van de wervelkolom te behouden (Af beelding 6a en 6b).
2. Plaats het voorste vestdeel op de patiënt en breng hem/haar terug in rugligging (Af beelding 7a en 7b).
Correcte pasvorm van het achterste vestdeel (Af beelding 8)
A. Bovenste rand van het vest op het niveau van C7
B. Uiteinden van de kruisplaat stevig tegen de trapeziumspieren, niet op het uitsteeksel van het schouderblad
C. Bovenste randen van de taillestabilisators op het niveau van de processus xyphoïdeus.
D. Centrale hulpopening in het verlengde van de ruggengraatuitsteeksels.
VOORSTE VESTDEEL
Zorg ervoor dat de rechtopstaande stangen aan het achterste vestdeel zijn bevestigd en dat ze ietwat los staan.
1. Plaats het voorste vestdeel op de borstkas van de patiënt zodat de laterale bovenrand net onder het sleutelbeen
rust (Af beelding 9).
2. Omwikkel de patiënt met taillestabilisators en taillebanden en steek deze door de lussen op het voorste
vestdeel (Af beelding 10). Bij kleinere patiënten kan het eventueel nodig zijn om de taillestabilisators af te
knippen (Af beelding 11). (Let op dat u de taillestabilisators niet te kort knipt. Dit kan het opnieuw aantrekken
bemoeilijken bij het vervangen van de bekleding.) Scherpe randen ten gevolge van het inkorten moeten worden
afgerond. Zorg ervoor dat de taillebanden door de richtlusjes zitten om te voorkomen dat ze van de
taillestabilisators afglijden. Span de taillebanden en –stabilisators aan met het haakstuk (Af beelding 12).
3. Steek de schouderbanden door de schouderlussen aan de voorzijde van het vest. Span ze aan en bevestig ze
waarbij u ervoor zorgt dat de plastic schouderstabilisators onder de banden zitten (Af beelding 13). Afhankelijk
van de lengte van de patiënt kan het nodig zijn om de schouderstabilisators in te korten. Of u kunt ook de
plastic schouderstabilisators verwijderen.
OPMERKING: Alle banden moeten stevig worden vastgemaakt zonder de patiënt hierbij te veel ongemak te
bezorgen.
4. Bevestig de taillestabilisators door de overeenkomstige gaten uit te lijnen en te vergrendelen met de
schroefknop (Af beelding 14). De schroef knop moet worden bevestigd en vastgezet om de taillestabilisators te
vergrendelen. Voor grotere patiënten bij wie de taillestabilisators aan de voorzijde niet overlappen, zullen twee
schroefknoppen nodig zijn. Het kan handig zijn om het cijfer naast het gat te noteren waar de schroefknop in
moet. Dit cijfer kan worden opgenomen in het dossier van de patiënt voor latere raadpleging (bijv. voor het
vervangen van de bekleding).
Correcte pasvorm van het voorste vestdeel (Af beelding 15):
A. Schouderstukken nauw aansluitend op de schouder van de patiënt.
B. Schouderbanden vastmaken.
C. Vest onder de top van het borstbeen en in het midden.
D. Bovenste laterale vestextensies stevig aansluitend op de deltapectorale groef, geen contact met de
sleutelbeenderen.
64