1.2.1
Algemene tips
Controleer bij ontvangst van de motorpomp of het materiaal zich in goede staat bevindt en of alle elementen van de bestelling
aanwezig zijn. Behandel de motorpomp voorzichtig en zonder schokken en zorg ervoor dat de plaats waar de motorpomp zal
worden opgeslagen of gebruikt op voorhand is klaargemaakt.
Voor ieder gebruik:
- moet u weten hoe een noodstop van de motorpomp uitgevoerd wordt,
- moet u alle bedieningsorganen en handelingen perfect beheersen.
Waarschuwing
Met het oog op de veiligheid, moet u het onderhoudsinterval naleven (zie de onderhoudstabel). Voer nooit reparaties of
onderhoudswerkzaamheden uit zonder de noodzakelijke ervaring en/of het noodzakelijke gereedschap.
Laat nooit anderen de motorpomp gebruiken zonder dat zij vooraf de nodige instructies hebben gekregen.
Laat nooit een kind de motorpomp aanraken, zelfs niet in stilstand. Vermijd het gebruik van de motorpomp in aanwezigheid van
dieren (schrik, zenuwachtigheid, enz.).
Start de motor nooit zonder luchtfilter of zonder uitlaat.
Verwissel bij het monteren nooit de positieve en negatieve klemmen van de accu (indien aanwezig): door het verwisselen kan de
elektrische apparatuur ernstig beschadigen.
Dek een aggregaat nooit af met welk materiaal dan ook terwijl het in werking is of onmiddellijk nadat het is uitgeschakeld (wacht
totdat de motor is afgekoeld).
Smeer de motorpomp nooit in met olie; zelfs niet om het tegen corrosie te beschermen; conserveringsoliën zijn brandbaar en
gevaarlijk bij inademing.
Eerbiedig in alle gevallen de ter plaatse geldende reglementen inzake het gebruik van motorpompen.
1.2.2
Voorzorgsmaatregelen tegen brand
Gevaar
1.2.3
Voorzorgsmaatregelen tegen brandwonden
Raak de motor noch de uitlaatdemper nooit aan, terwijl de motorpomp in werking is of onmiddellijk na een
stilstand.
Waarschuwing
Hete olie veroorzaakt brandwonden, vermijd contact met de huid. Alvorens aan het systeem te werken, moet u zich ervan
vergewissen dat het niet meer onder druk staat. Start de motor nooit of laat deze nooit draaien zonder de olievuldop (risico van
oliespatten).
1.2.4
Gevaar van draaiende onderdelen
Gevaar
1.2.5
Voorzorgsmaatregelen tegen uitlaatgassen
Gevaar
Met het oog op de veiligheid en voor de goede werking van de motorpomp, is een goede ventilatie verplicht (risico van vergiftiging,
van oververhitting van de motor en van ongevallen of van schade aan apparatuur of omringende goederen). Indien de apparatuur
binnen in een gebouw gebruikt wordt, dan moeten de uitlaatgassen worden afgevoerd naar buiten en moet er een geschikte
ventilatie zijn, om te voorkomen dat de aanwezige personen of dieren onwel worden.
1.2.6
Bescherming van het milieu
Vang de motorolie bij het aftappen op in een daartoe voorziene verzamelbak: laat de olie nooit op de grond vloeien.
Voorkom, voor zover mogelijk, dat geluiden tegen muren of andere bouwsels weerkaatsen (versterking van het volume).
Als de motorpomp gebruikt wordt op plaatsen met bomen of struikgewas of op begroeid terrein, en als de uitlaatdemper geen
vonkenvanger heeft, verwijder dan de begroeiingen over een voldoende brede zone en let goed op dat vonken geen brand kunnen
veroorzaken.
1.2.7
Tanken
Gevaar
Olieproducten moeten worden opgeslagen en behandeld overeenkomstig de bepalingen van de wet. Draai de brandstofkraan
(indien aanwezig) bij elke vulbeurt dicht. Vul nooit brandstof bij terwijl de motorpomp in werking of warm is.
Plaats de motorpomp altijd op een effen, vlakke en horizontale ondergrond om te vermijden dat brandstof van de tank op de motor
terechtkomt. Vul de tank met behulp van een trechter, zorg ervoor dat geen brandstof wordt gemorst en schroef daarna de vuldop
weer op de brandstoftank.
Laat de motorpomp nooit werken in de nabijheid van explosieve stoffen (risico van
vonken).
Houd alle ontvlambare of explosieve stoffen (benzine, olie, doeken enz.) op afstand terwijl
de motorpomp in werking is.
Dek de motorpomp nooit af met welk materiaal dan ook terwijl het in werking is of
onmiddellijk nadat het is uitgeschakeld: wacht altijd totdat de motor is afgekoeld.
Ga nooit dichtbij draaiende onderdelen in werking staan met losse kleren of met lange
haren zonder beschermnet op het hoofd.
Probeer geen draaiende onderdelen in werking tegen te houden, te vertragen of te
blokkeren.
Koolmonoxide in uitlaatgassen is dodelijk als de concentratie ervan in de lucht die men
inademt te groot is.
Gebruik de motorpomp altijd in een goed geventileerde ruimte waar de gassen zich niet
kunnen ophopen.
Brandstof is uitermate ontvlambaar en verspreidt explosieve dampen.
Tijdens het tanken moet de motor stilliggen. Het is verboden te roken, dichtbij te komen of
vonken te veroorzaken tijdens het vullen van de brandstoftank.
Veeg alle sporen van brandstof weg met een schone doek.
42/120