PASGEBORENEN (< 3 kg)
1. Zie afbeelding 3a. Bij gevoelige huidtypen kan de kleefkracht worden verminderd of opgeheven door de kleefvlakken
vochtig te maken met een wattenstaafje of met gaas.
2. Zie afbeelding 3b. Leg de sensorkabel in de richting van de enkel (of de pols). Plaats de sensor rond het laterale
gedeelte van de voet (of hand) en lijn het geheel uit met de vierde teen (of vinger). Nauwkeurige gegevens worden
alleen verkregen als het detectorvenster volledig is bedekt.
3. Zie afbeelding 3c. Wikkel de schuimwrap rond het laterale deel van de voet (of hand) en controleer of het
stralervenster ( ) zich recht tegenover de detector bevindt. Zorg ervoor dat de detector goed uitgelijnd blijft met het
zendervenster tijdens het vastmaken van de schuimwrap om de sensor vast te zetten.
4. Zie afbeelding 3d. Controleer de sensor om er zeker van te zijn dat deze correct is geplaatst en plaats zo nodig de
sensor opnieuw.
C) De sensor op de patiëntenkabel aansluiten
1. Zie afbeelding 4a. Richt het connectorlipje zodanig dat de kant met de "glimmende" contactpunten naar boven is
gericht. Richt de patiëntenkabel zodanig dat de kleurenbalk en de vingergrepen naar boven zijn gericht.
2. Zie afbeelding 4b. Steek het sensorlipje in de patiëntenkabel, totdat u kunt horen of voelen dat de verbinding is
gemaakt. Trek voorzichtig aan de connectoren om de verbinding te controleren. Er kan tape worden gebruikt om de
kabel aan de patiënt vast te zetten, wat de bewegingsvrijheid ten goede komt.
D) Opnieuw aansluiten
• U kunt de sensor nogmaals aanbrengen bij dezelfde patiënt als het straler- en detectorvenster schoon zijn en de
kleeflaag nog op de huid blijft plakken.
OPMERKING: Koppel de sensor eerst los van de patiëntenkabel alvorens de toepassingslocatie te veranderen of de
sensor opnieuw aan te brengen.
E) De sensor van de patiëntenkabel loskoppelen
1. Zie afbeelding 5. Trek met enige kracht de connector van de sensor uit de patiëntenkabel.
OPMERKING: Om schade te voorkomen, moet u aan de sensorconnector trekken en niet aan de kabel.
SPECIFICATIES
Speciale RD SET-sensoren hebben, wanneer ze met Masimo SET-pulsoximetriemonitoren of met goedgekeurde Masimo SET-
pulsoximetriemodules worden gebruikt, de volgende specificaties:
Speciale RD SET‑sensor
Lichaamsgewicht
Toepassingslocatie
SpO
-nauwkeurigheid, geen beweging
2
SpO
-nauwkeurigheid, beweging
2
SpO
-nauwkeurigheid, lage perfusie
2
Nauwkeurigheid hartfrequentie, geen beweging
Polsfrequentieprecisie, beweging
Hartfrequentieprecisie, lage perfusie
OPMERKING: De Arms-nauwkeurigheid wordt berekend op basis van meetwaarden die statistisch gespreid zijn; ongeveer
68% van de gemeten waarden viel binnen +/- de Arms-waarde bij vergelijking met het vergelijkende apparaat in een
gecontroleerd onderzoek.
De precisie van Masimo SET-technologie is gevalideerd onder bewegingsloze omstandigheden door middel van onderzoeken met
1
menselijk bloed van gezonde mannelijke en vrouwelijke vrijwilligers met een lichte tot donkere huidpigmentatie in onderzoeken naar
geïnduceerde hypoxie binnen een bereik van 70%-100% SpO
De Masimo SET-technologie is gevalideerd voor precisie bij beweging in onderzoeken van menselijk bloed van gezonde, volwassen
2
mannelijke en vrouwelijke vrijwilligers met lichte tot donkere huidpigmentatie in onderzoeken met geïnduceerde hypoxie tijdens
het uitvoeren van wrijvende en kloppende bewegingen met een frequentie van 2 tot 4 Hz en een amplitude van 1 tot 2 cm en een
niet-repeterende beweging tussen 1 en 5 Hz met een amplitude van 2 tot 3 cm in onderzoeken met geïnduceerde hypoxie binnen
een bereik van 70%-100% SpO
De precisie van Masimo SET-technologie is gevalideerd bij lage perfusie in benchtoptests en daarin vergeleken met een Biotek
3
Index 2-simulator en de Masimo-simulator met een signaalsterkte van ten hoogste 0,02% en een transmissie van ten hoogste 5% bij
verzadiging van 70% tot 100%.
De precisie van Masimo SET-technologie is gevalideerd voor de hartfrequentie in het bereik van 25-240 bpm in benchtoptests en
4
daarin vergeleken met een Biotek Index 2-simulator en de Masimo-simulator met signaalsterkte van ten hoogste 0,02% en een
transmissie van ten hoogste 5% bij een verzadiging van 70% tot 100%.
De verzadigingsnauwkeurigheid van de sensors voor neonaten is gevalideerd bij volwassen vrijwilligers, en er is 1% bij opgeteld
5
om te compenseren voor de eigenschappen van foetale hemoglobine.
All manuals and user guides at all-guides.com
Trauma (volwassenen)
1
2
3
4
4
3
, vergeleken met een CO-oximeter in een laboratorium.
2
Kinderen
> 30 kg
10 - 30 kg
Vinger of teen
Vinger of teen Duim of grote teen Hand of voet
2%
2%
3%
3%
2%
2%
3 bpm
3 bpm
5 bpm
5 bpm
3 bpm
3 bpm
, die vervolgens werden vergeleken met een CO-oximeter in een laboratorium.
2
36
Baby's
Pasgeborenen
3 - 10 kg
< 3 kg
2%
3%
5
3%
3%
2%
3%
3 bpm
3 bpm
5 bpm
5 bpm
3 bpm
3 bpm
9416B-eIFU-0916