7 Bediening
7.1
Autoriseren
Het gebruik van de apparaat is afhankelijk van de configu-
ratie
met vorige autorisering mogelijk. U heeft de keuze uit de
volgende
mogelijkheden:
Geen autorisering nodig. Alle gebruikers kunnen laden.
Autorisering door RFID.
Alle gebruikers met een RFID-kaart kunnen laden.
Alle gebruikers waarvan de RFID-kaart is vrijgescha-
keld, kunnen laden.
Autorisering door Backend-System.
De autorisering vindt afhankelijk van een Backend-
System bijvoorbeeld met een RFID-kaart, een
Smartphone-app of ad hoc (bijv. direct payment)
plaats.
Alleen bij de variant Professional+ 7,4 / 22 PnC:
Autorisatie door communicatie tussen apparaat en
voertuig volgens ISO 15118.
Voorwaarde: uw voertuig en uw backend-systeem
ondersteunen ISO 15118.
9
Het symbool "Standby" op het LED-infoveld brandt.
f Afhankelijk van de configuratie autoriseren:
f Autorisering door RFID: de RFID-kaart voor de RFID-
kaartlezer houden.
f Autorisering door Backend-System: de instructies
van het desbetreffende Backend-System volgen.
f Autorisatie conform ISO 15118: De laadkabel met het
voertuig en, indien nodig, het apparaat verbinden.
f Instructies op het apparaat in acht nemen (bijv.
QR-code scannen).
9
De gegevens worden gecontroleerd. Het symbool
"Wachttijd" op het LED-infoveld brandt.
9
De autorisering was succesvol. Het laadproces kan
gestart worden.
Wordt het laden niet binnen de vrijgavetijd
gestart, dan wordt de autorisering teruggezet en
wisselt het apparaat naar de status"Standby". De
autorisering moet opnieuw plaatsvinden.
Als de autorisering niet plaatsvindt, kunnen de volgende
problemen aanwezig zijn:
Probleem
Onbekend klant-
f Klanten in het Backend-System
nummer.
aanmaken.
Uw account is niet
f Instellingen in het Backend-
vrijgegeven.
System controleren.
f Zorg ervoor dat de klant in het
Backend-System geactiveerd is.
Geen communi-
f Autoriseringsproces herhalen.
catie tussen het
apparaat en het
Backend-System.
7.2
Voertuig laden
T
WAARSCHUWING
Gevaar voor letsel door niet-toegestane hulpmiddelen
Bij gebruik van adapterstekkers, verlengstukken of extra
oplaadkabels in combinatie met het apparaat bestaat
gevaar voor elektrische schokken of kabelbrand.
f Gebruik alleen de voor het voertuig en apparaat
beoogde oplaadkabel.
f Gebruik voor het laden in geen geval adapterstekkers,
verlengstukken of extra laadkabels.
Afb. 18: Voertuig laden (voorbeeld)
9
De autorisering is gelukt.
f Zorg ervoor dat het voertuig en de laadkabel voor een
Mode 3-lading geschikt zijn.
f Rol de laadkabel volledig af.
f Laadkabel met het voertuig verbinden.
Oplossing
33
NL